In een Romeins klaslokaal.

Recensent: Vera Weterings

In een Romeins klaslokaal. Een schoolboek uit de eerste eeuw, Eleanor Dickey
(vertaald door Arian Verheij en Vincent Hunink, oorspronkelijke titel Stories of Daily Life from the Roman World. Extracts from the ancient Colloquia)

Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam 2017
ISBN 9 789025 304850

Paperback, met illustraties in kleur en literatuurlijst
181 pagina’s
€ 17,50

 

In een Romeins klaslokaal

Wie geïnteresseerd is in de Oudheid zal zeker ook interesse hebben in de Colloquia, een vrij onbekende bron die toch zeer veel informatie geeft over tal van facetten van het dagelijks leven van de Romeinen. Vanwaar die onbekendheid? Tot voor kort bestonden er van de Colloquia geen moderne vertalingen of uitgaven. Eleanor Dickey, docent Klassieke Talen en Geschiedenis van de Oudheid aan de universiteit van Reading (Groot-Brittannië), raakte gefascineerd door deze bron. Zij bracht eerder een wetenschappelijke uitgave van de Colloquia uit, voorzien van een vertaling en uitgebreid commentaar met uitleg over allerlei keuzes inzake tekst en interpretatie (2012-2015). In het boekje In een Romeins klaslokaal wil Dickey een breed publiek kennis laten maken met de Colloquia. Het is dan ook geen wetenschappelijke publicatie, maar een toegankelijke uitgave, waarbij voor de Nederlandse vertaling de Latijnse en Griekse vertalingen met hulp van Vincent Hunink tot stand kwamen. Vertaler en classicus Vincent Hunink is fervent vertaler. Eerder verschenen van zijn hand onder andere In moerassen & donkere wouden. De Romeinen in Germanië (2015) en Het leven van Agricola. De Romeinen in Brittannië (2016) allebei van Tacitus en Het diner van Trimalchio van Petronius en Plinius. De Vesuvius in vlammen. Brieven aan Tacitus (2017).

Dickey laat de lezer zich met haar In een Romeins klaslokaal onderdompelen in het dagelijks leven van de Romeinen. Zo beschrijft ze verschillende elementen uit het dagelijks leven in het Romeinse Rijk die ze uit de Colloquia heeft gehaald. Op een laagdrempelige manier leert de lezer hoe de Romeinen tweeduizend jaar geleden leefden. Het enige storende aan het boek zijn de vele verwijzingen naar de vertaling van Dickey die ze elk hoofdstuk herhaalt, terwijl de vermelding hiervan in de inleiding naar mijn idee voldoende is.

Aan het einde van haar boek gaat ze ook specifiek in op de Colloquia. In hoofdstuk elf maakt ze parallellen met andere bronnen zoals het moppenboek Philogelos, de Vindolandatabletten, papyrusbrieven, inscripties en graffiti, recepten uit het kookboek van Apicius en gedichten van Martialis. Bij het kiezen voor deze parallelle teksten hanteerde Dickey vier criteria. Zo moest de tekst gaan over een onderwerp dat ook in de Colloquia behandeld wordt, hij moest ongeveer uit dezelfde periode stammen als de Colloquia, hij moest van zichzelf leuk en interessant zijn om te lezen en hij mocht niet afkomstig zijn uit een werk dat je eigenlijk in zijn geheel moet lezen als je geïnteresseerd bent in het dagelijkse leven van de Romeinen. De gekozen citaten zijn dan ook kort. Dickey heeft er met behulp van deze criteria voor gezorgd dat ze citaten presenteert die op zichzelf staan en niet zonder context uit hun verband gerukt kunnen worden.

In haar laatste hoofdstuk, het twaalfde, gaat ze dieper in op wat de Colloquia precies zijn, hoe ze zijn ontstaan en hoe ze tot in onze tijd zijn overgeleverd. De Colloquia zijn ontstaan door het samenvoegen van twee bronnen, te weten een ‘schoolboek’ uit het westen, samengesteld vóór de eerste eeuw van onze jaartelling, en één of meerdere taalgidsen uit het oosten, waarschijnlijk samengesteld in de tweede eeuw.  Het ‘schoolboek’ bestaat over het algemeen ook uit twee delen, waarbij in het eerste deel de dag van een scholier, van ’s-ochtends vroeg tot en met de lunch of iets daarna wordt beschreven. In het tweede deel zijn situaties te lezen waar een volwassene overdag en ’s-avonds mee te maken kan krijgen. Dit gedeelte was bedoeld voor Latijnstalige kinderen die Grieks moesten leren. Het tweede deel van de Colloquia, de taalgids, was juist bedoeld voor Griekstaligen die Latijn wilden leren. Hiervan zijn verschillende versies. De Colloquia zijn tweetalig, zo staan de twee talen naast elkaar in kolommen van één of drie woorden per regel. Deze manier was in de Oudheid erg normaal, maar wordt tegenwoordig niet meer gehanteerd. Tegenwoordig wordt er bij het taalonderwijs meestal ook geen gebruik gemaakt van tweetalige teksten omdat men het idee heeft dat leerlingen direct in aanraking moeten komen met de taal zonder een vertaling eerst als hulpmiddel te gebruiken.

“Bij een reconstructie, net als bij een vertaling, is de vrijheid echter niet onbeperkt. Je moet steeds proberen om de oudheid te laten zien zoals die was, en om niet je eigen ideeën erop te projecteren.” (p. 13)

In het boek gebruikt Dickey geen afbeeldingen van archeologische vondsten, overgeleverde monumenten of teksten, maar heeft ze gekozen voor tekeningen. Deze keuze heeft Dickey gemaakt niet alleen vanwege financiële redenen, maar ook omdat volgens haar tekeningen duidelijk en gemakkelijker te interpreteren zijn dan foto’s van voorwerpen. Aan de hand van deze illustraties, maar ook met behulp van andere antieke bronnen en informatie uit de Colloquia slaagt Dickey erin om het dagelijks leven van de Romeinen op een heldere wijze te verwoorden.

Vera Weterings