De Wadden, Mathijs Deen

waddenRecensent: Wouter van Dijk
De Wadden. Een geschiedenis, Mathijs Deen
Uitgeverij Thomas Rap, Amsterdam 2013
ISBN: 978 94 004 01877
Paperback met flappen, met kaarten en beknopte bibliografie
336 pagina’s
€19,90

De Wadden

In zijn boek over de Waddeneilanden neemt Mathijs Deen de lezer mee op een reis door de tijd. Hij beschrijft de ontwikkeling van het Wad en de eilanden vanaf het einde van de laatste ijstijd, lang voordat mensen er zich vestigden, tot aan hun wording tot de bomvolle recreatieoorden die ze tegenwoordig in de zomermaanden zijn. In het boek ligt deze geschiedenis van de Wadden ingekapseld in Deen’s eigen band met de archipel. Het boek opent met Deen’s eerste kennismaking als kind met een van de eilanden, Vlieland, en eindigt met een persoonlijk bezoek aan dit eiland. In de tussenliggende hoofdstukken wordt de geschiedenis van de Waddeneilanden op een chronologische manier verhaald, waarbij telkens een bepaald aspect van de eilander levenswijze of een of enkele markante figuren uit de geschiedenis van de eilanden centraal staat.Een belangrijke rol in Deen’s boek speelt de rol van de eilanden als toevluchtsoord in de loop van de geschiedenis, zowel geestelijk als fysiek. Eeuwenlang, tot aan de achttiende eeuw, golden de eilanden als een vrijplaats waar het wereldlijk bestuur van het vasteland weinig invloed uitoefende. De eilanden zijn dan ook schuilplaats geweest voor religieus andersdenkenden zoals doopsgezinden in de 17e eeuw, maar ook voor avonturiers en criminelen.

De grote diversiteit aan hoofdpersonen die de revue passeren zorgt ervoor dat je verder wilt lezen, op jacht naar de verhalen over de volgende creaturen uit het pantheon van eilandbewoners dat Deen opent op zijn reis door de geschiedenis van het Wad. Daarbij komt de auteurs superieure schrijfstijl. Stilistisch laat Deen zonder een woord teveel op papier te zetten een vreemde, andere wereld tot leven komen dan degene die wij kennen. Deze wat afstandelijke, observerende manier van kijken naar de eilanden vormt een mooi geheel met de geologische geschiedenis van de Waddeneilanden, die door het boek heen telkens weer naar voren komt. De Wadden zijn jong, erg jong geologisch gezien. Daarbij zijn ze slechts op doorreis langs onze kust, en door het onophoudelijke proces van afslag door de zee aan de westkant van de eilanden aan aanslibbing van zand aan de oostkant zullen de eilanden geleidelijk aan voorbijtrekken aan de Nederlandse kust. De grote veranderlijkheid die de Wadden in de loop van de jaren heeft gekenmerkt, zowel qua menselijke geschiedenis als wat geologische ontwikkelingen betreft, is een terugkerend punt in het boek. Samen met deze ‘tijdelijkheid’ wil Deen vooral de sociale eigenheid van de eilanden onder de loep nemen. Wat is en was het dat de eilanden zo’n aantrekkingskracht uitoefenden, en nog steeds doen, op veel mensen die er niet zijn geboren en er geen vanzelfsprekende band mee hebben? Op deze ‘existentiële’ vragen probeert de auteur een antwoord te geven door de eilandgeschiedenis en die van hun bewoners te bestuderen in een onderlinge samenhang, als een archipel die in zekere zin lange tijd een pertinent andere wereld vormde dan de kustgebieden die hemelsbreed niet eens zo ver van haar verwijderd waren.

Er mag hier niet aan de gelegenheid voorbij worden gegaan enkele van Deen’s smakelijke verhalen aan te stippen. Hij begint zijn geschiedenis met de Romeinse militair en wetenschapper Gaius Plinius de Oudere, en kruipt in diens huid terwijl hij voor het eerst het landschap van slikken en schorren aanschouwt dat eens het Wad zoals wij dat kennen zal vormen. Hierna komen de eerste Friezen aan de beurt, die het lage land bewonen op hun hoge terpen om veilig te zijn voor het onberekenbare water dat geregeld het lage land overspoelt. De komst van de Vikingen wordt beschreven en ook is er aandacht voor de vele grote vloeden die de Nederlandse kusten in de Middeleeuwen geteisterd hebben. Het eiland Griend met haar bewoning is hier een droevig voorbeeld van. Dit eiland tussen Terschelling en de kust van Friesland was waarschijnlijk het eerste permanent bewoonde Waddeneiland. In de Middeleeuwen stond er een ommuurde nederzetting met klooster maar door een voortdurende afslag van land door de zee werd het eiland steeds kleiner en kleiner. Uiteindelijk is de volledige nederzetting in de golven verdwenen met de Sint-Luciavloed van 1287. De leerlinglijsten van de kloosterschool zijn bewaard gebleven door het Friese klooster Mariëngaarde. Zo weten we de namen van enkele van de eerste eilanders; Siard, Bavo, Waltet, Allard. De verspreiding van het geloof en de stichting van kerken en kloosters in het gebied wordt verteld door hiervoor de historische persoon van Frederik van Hallum te gebruiken, de stichter van het klooster Mariëngaarde.

Na de Middeleeuwen volgt het verhaal van de vrije heerlijkheden die enkele van de eilanden eeuwenlang vormden, en die ertoe bijdroegen dat de eilander gemeenschappen geïsoleerd en op zichzelf gericht bleven. Op Ameland regeerden de vrijheren van het geslacht Cammingha eeuwenlang als koningen hun kleine rijkje, daar waar Terschelling al in de zestiende eeuw werd ingelijfd door de Staten van Holland en daarmee haar absolute vrijheid verloor. Ook de geschiedenis van het kleine eilandje Rottum als lusthof van de excentrieke Ierse edelman Donough McCarthy, vierde graaf van Clancarty mag niet onvermeld blijven. Deze katholieke graaf was na de val van James II en de protestantse machtsovername door Willem III noodgedwongen in ballingschap naar het buitenland vertrokken, en installeerde zich met zijn kleine gevolg op Rottum.

Het verhaal van de eilanden voert verder door de achttiende eeuw, de Bataafse revolutie en de daarmee gepaard gaande geleidelijke inlijving van de eilanden en hun denkwereld in die van de jonge Nederlandse staat, en gaat langs de herontdekking van de schoonheid van de eilanden in de negentiende eeuw. De eerste voorzichtige stappen naar het toerisme op de archipel worden beschreven vanuit het oogpunt van de vermoeide en wat ziekelijke predikant Maurits Amshoff, die voor heilzame baden de Wadden in het midden van de negentiende eeuw bezoekt. Nadat ook de invasie van de Tweede Wereldoorlog voor de eilanders is geweken sluit Deen af met een anekdote over de schrijver die de eilanden en hun geïsoleerde en rusteloze natuur zo meesterlijk wist te vangen in woorden, waarschijnlijk doordat hij bezeten was door eenzelfde rusteloosheid en veranderlijkheid; Jan Jacob Slauerhoff. Een prachtig einde voor een prachtig boek, lees het!

Wouter van Dijk

One thought on “De Wadden, Mathijs Deen

  1. Pingback:

Comments are closed.