Karl Marx & Friedrich Engels, Het communistisch manifest
Vertaald en van een nawoord voorzien door Hans Driessen
Uitgeverij Vantilt, Nijmegen 2015
ISBN: 978 94 6004 238 6
Gebonden, met illustratie, voorwoorden bij eerdere uitgaven en nawoord
80 pagina’s
€17,50
Het communistisch manifest
In 1848 zouden weinigen bij het verschijnen van het communistisch manifest gedacht hebben dat het zo’n grote invloed zou gaan hebben op de wereldgeschiedenis als later zou blijken. Marx en Engels misschien uitgezonderd, aangezien zij met ernst geloofden in wat ze in het manifest te boek stelden; de objectieve ontwikkeling van de geschiedenis naar een uiteindelijk onontkoombare komst van het wereldwijde communisme. Hoewel de roep om andere economische modellen dan het ongebreidelde kapitalisme dat tegenwoordig hoogtij viert in de wereld niet zo luid is als verwacht zou mogen worden met een jarenlang economische crisis achter de rug, heeft uitgeverij Vantilt het waardevol geacht een nieuwe Nederlandse vertaling van het wereldberoemde werkje van Marx en Engels op de markt te brengen. Hoewel veel van de materie die de twee denkers in hun handvest behandelen al lang en breed verouderd is, hoeven we niet alle gedachte-experimenten uit het boekje bij het vuilnis te zetten, daarover later meer.
Om te beginnen wat meer over de inhoud van het werk zelf. Het beroemde geschrift opent met een verhandeling over de geschiedenis van de totstandkoming van de bourgeoismaatschappij, oftewel de kapitalistische samenleving waarin de hogere middenklasse het voor het zeggen heeft, zoals die in de tijd van Marx en Engels bestond. Ze bespreken de geschiedenis vanuit een standpunt van voortdurend botsende klassenbelangen. Dit is natuurlijk erg eenzijdig en doet lang geen recht aan een juiste historische benadering, maar hoewel onvolledig heeft deze aanpak ook zijn waarde. De snel verslechterende positie van de arbeider onder de globaliserende economie van die tijd is één van de belangrijke punten die de auteurs aansnijden, en dit is een voorbeeld waar de actualiteit de geschiedschrijving van de negentiende-eeuwse filosofen raakt. Nog altijd brengt globalisering niet alleen lage prijzen en concurrentie met zich mee, maar wordt deze lage prijs als eerste afgewenteld op hen die deze lage prijzen voor de consument met hun karig loon betalen; de proletarische arbeiders, enkel zijn deze tegenwoordig vooral in ontwikkelingslanden te vinden, waar ze in de negentiende eeuw Europa bevolkten. Tot zover niets nieuws onder de zon.
Natuurlijk heeft de geschiedenis zich niet zo ontwikkeld zoals Marx en Engels voorspelden. Zoals Driessen in zijn nawoord ook al opmerkt, valt bij het lezen van de verschillende voorwoorden bij het manifest het ongeduld van beide auteurs op, en bijna de teleurstelling dat de grote revolutie die zij al zo lang verwachtten zich nog altijd niet aandiende. Het menselijk gedrag en daarmee ook de loop van de geschiedenis is nu eenmaal van meer factoren afhankelijk dan louter de economische verhoudingen. Marx en Engels laten zich dan ook meer kennen als filosofen, denkers, dan als pure wetenschappers. Wishful thinking was hen wellicht niet vreemd. Het voorspellen van de toekomst bleek lastiger dan het duiden van historische gebeurtenissen, zoals ook blijkt uit Marx’ behandeling van de Commune van Parijs, waarover hier meer.
Toch blijven bij het lezen van de meer dan 150 jaar oude tekst hedendaagse paralellen zich aandienen. Neem bijvoorbeeld Marx’ en Engels’ stellige aanname dat kleine middenstanders of ‘klein-industriëlen’ het in de concurrentiestrijd onherroepelijk afleggen tegen grotere kapitalisten. Deze ontwikkeling is nog dagelijks zichtbaar wanneer je kijkt naar de levensmiddelenbranche en het achterhoedegevecht dat bakkers, slagers en groenteboeren voeren tegen de supermarkten. De eerste stapjes naar de reusachtige Wal-Marts en K-Marts in de Verenigde Staten zijn al gezet met de komst van de Albert Heijn XL in Nederland of door bijvoorbeeld Tesco of Carrefour in Europa.
Ondanks dat het socialisme ten tijden van het schrijven van het communistisch manifest nog nauwelijks een rol speelde op het wereldtoneel, weten Marx en Engels het toch te presenteren als een geduchte macht die elk moment op kan staan om de maatschappelijke orde omver te werpen, en dat is een knap staaltje schrijfkunst. De Parijse Commune, de revoluties in Rusland in 1905 en 1917 en in Duitsland in 1918 moesten nog komen maar de toon was gezet. Het communisme zou een groot stempel drukken op de twintigste-eeuwse geschiedenis, niet zoals Marx en Engels hadden gedacht als verlossend eindstadium van de geschiedenis en utopische samenleving, maar als een mislukt experiment dat de wereld meer kwaad dan goed heeft gedaan. En daarin zit misschien wel het manco van Marx’ geesteskind, het is een knap uitgedacht systeem, maar het houdt geen rekening met de natuur van de mens, die in het systeem moet gedijen.
Wouter van Dijk