Het korte leven van Johan Willem Friso, 1687-1711, F.J.A. Jagtenberg
De Bataafsche Leeuw, Amsterdam 2011
ISBN: 978 90 6707 657 9
Paperback, geïllustreerd in kleur en zwart-wit, met noten, bronnen en literatuur, register van geografische- en persoonsnamen en beknopte stamboom van het Huis Oranje-Nassau.
120 pagina’s
€ 15,00
Een beknopte biografie van Johan Willem Friso
Van de persoon van Johan Willem Friso (1687-1711) zullen veel Nederlanders niet veel meer weten dan dat hij als stadhouder verdronk in het Hollands Diep. Dr. Jagtenberg doet met deze biografische schets een poging Johan Willem Friso als persoon bekender te maken en tegelijkertijd zijn plaats in de vaderlandse geschiedenis en de rij van Oranjes te verduidelijken.
Jagtenberg begint zijn biografie met een korte schets van de geschiedenis van de Republiek en de positie van de stadhouders daarin tot het einde van de zeventiende eeuw. Daarna volgt een hoofdstuk over de verhouding tussen de ‘Friese’ Nassaus en de ‘Hollandse’Oranjes en worden de belangrijkste familieleden van Johan Willem Friso geïntroduceerd; zijn moeder Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau, zijn vader Hendrik Casimir II en zijn oom Willem III. Op 4 augustus 1687 werd Friso geboren in Dessau in het Duitse Rijk. Zijn eerste jaren bracht Friso door op het Stadhouderlijk Hof in Leeuwarden. Friso stamde zowel van vaders- als van moederskant af van Willem van Oranje en was voorbestemd om in ieder geval in Friesland stadhouder te worden. In 1688 viel Friso’s oom Willem III Engeland binnen en werd daar koning. Hij had geen kinderen en toen in 1695 zijn vrouw overleed besloot hij zijn petekind Friso in het geheim tot universeel erfgenaam te benoemen. Hij maakte zijn besluit niet openbaar om zijn machtige bondgenoot in de strijd tegen Lodewijk XIV, en neef, Frederik III van Brandenburg niet voor het hoofd te stoten. Dit besluit bezorgde Friso echter later veel problemen.
Na de dood van Friso’s vader Hendrik Casimir II in 1696 bemoeide Willem III zich actief met Friso’s opvoeding. Na zijn basisvorming werd Friso toen hij twaalf jaar was naar de hogeschool van Franeker gestuurd, anderhalf jaar later vervolgde hij zijn studie aan de universiteit van Utrecht. Toen in 1701 de Spaanse Successieoorlog uitbrak en in 1702 Willem III overleed als gevolg van een val van zijn paard, brak er voor Friso een roerige periode in zijn leven aan. Deze periode kenmerkte zich door enerzijds zijn ambitie om in het militaire bedrijf een positie van formaat te bereiken, en anderzijds door zijn strijd met Frederik van Brandenburg, koning van Pruisen, om de erfenis van Willem III. Doordat met de dood van Willem III het Huis Oranje in mannelijke lijn was uitgestorven, konden mededingers naar Willems erfenis zich beroepen op eerder opgemaakte testamenten van voorouders van Willem III.
Na de dood van Willem III brak het Tweede Stadhouderloze Tijdperk aan. Doordat veel gewesten de stadhouder afzworen kon Friso alleen nog bogen op zijn stadhouderschap van Friesland en Groningen. Ook werd het door de dood van zijn beschermheer Willem III moeilijk snel op te klimmen naar een hoge officiersfunctie binnen het Staatse leger. Desondanks mengde Friso zich in de jaren die volgden met regelmaat in het strijdgewoel aan de zijde van de geallieerde troepen. Na aandringen van de Staten van Friesland werd Friso in 1704 benoemd tot generaal der infanterie in het Staatse leger. Hij werd echter niet betaald en had tijdens vergaderingen van de generale staf nog geen stemrecht.
Friso vond ondertussen in veldmaarschalk Ouwerkerk en Statenlid en gedeputeerde te velde Sicco van Goslinga twee nieuwe vertrouwelingen. In 1706 was Friso betrokken bij de belegeringen van verschillende vestingsteden, zoals Oostende, Menen en Aat. Hij werd bevelvoerend generaal en dat leidde bij zijn moeder Amalia tot een grote urgentie in het zoeken van een geschikte huwelijkspartner om de erfopvolging veilig te stellen. Deze vond zij uiteindelijk in Maria Louise van Hessen-Kassel, de dochter van de landgraaf Karel van Hessen-Kassel. Friso en Maria Louise verloofden zich maar het huwelijk moest nog even op zich laten wachten tot na het campagneseizoen. In de zomer van 1708 nam Friso in het Staatse leger onder meer deel aan de slag bij Oudenaarde en de belegering van Rijsel. Op 26 april 1709 traden Maria Louise en Friso uiteindelijk in het huwelijk. Hierna verhuisde Maria Louise naar Leeuwarden en sloot Friso zich weer aan bij het geallieerde leger.
Ondertussen was de erfeniskwestie nog steeds niet opgelost en in het voorjaar van 1711 kwamen Friso en de koning van Pruisen overeen hierover opnieuw te onderhandelen in Den Haag. In juli van dat jaar vertrok Friso dan ook vanuit Vlaanderen naar Den Haag. Toen hij op 14 juli bij Moerdijk arriveerde waar men het Hollands Diep zou oversteken was het weer nog prima. Voordat de oversteek gemaakt kon worden begon het flink te regenen. Toen de pont met de koets waarin de prins schuilde voor de regen halverwege de oversteek was, stak de storm op. De pont werd door een rukwind gegrepen en helde zwaar over, de prins en enkele reisgenoten, die inmiddels waren uitgestapt, werden overboord geslagen door de golven. Hoewel de meeste opvarenden werden gered, kwam de hulp voor Friso en een medereiziger te laat.
Door de bondige opzet van de biografie is Jagtenberg af en toe wat ongenuanceerd. Een voorbeeld hiervan vormt zijn uitleg over de politieke onenigheid in Engeland onder Jacobus II, die zich volgens Jagtenberg erg impopulair maakte door zijn anti-protestantse maatregelen. Dat de door Jacobus II voorgestelde maatregelen in werkelijkheid niet zozeer anti-protestants waren als wel pro-katholiek, laat hij voor het gemak achterwege. Ook de sterk achtergestelde positie van Engelse katholieken en de beperkte mate van katholieke emancipatie die een gevolg zou zijn van deze maatregelen worden niet vermeld, dit is jammer. Desondanks heeft Jagtenberg in een beperkte omvang een helder en goed gedocumenteerd overzicht gegeven van het leven van Johan Willem Friso. Dit werkje is dan ook vooral aan te raden als eerste kennismaking met de persoon van deze stadhouder en zijn rol in de geschiedenis.
Wouter van Dijk