Jeroen Bosch. De schilder van visioenen en nachtmerries

bosch buttnerRecensent: Wouter van Dijk

Jeroen Bosch. De schilder van visioenen en nachtmerries, Nils Büttner

Meulenhoff Boekerij, Amsterdam 2016
ISBN: 978-90-290-9136-7

Gebonden, geïllustreerd in kleur, met noten, bibliografie en register
160 pagina’s
€17,99

Beknopte introductie in Jeroen Bosch en zijn werk

Nu het vierhonderd jaar geleden is dat schilder Jeroen Bosch is overleden, wordt daar nationaal en internationaal uitgebreid bij stilgestaan. Er is aandacht voor Bosch’ werk in tentoonstellingen, maar ook in een veelvoud aan publicaties dat ter gelegenheid van het herdenkingsjaar 2016 gepubliceerd is. Zo ook het beknopte boekje van Nils Büttner, kunsthistoricus en hoogleraar middeleeuwse en moderne kunstgeschiedenis aan de Staatlichen Akademie der Bildenden Künste in Stuttgart.

De omslagtekst van het boek belooft de lezer een ‘inzichtelijke biografie’ van de schilder, en een beeld van de tijd waarin Bosch leefde en werkte. In het laatste slaagt de schrijver prima, het biografische aspect blijft helaas iets achter. In iets meer dan honderddertig pagina’s geeft Büttner een beschrijving van Bosch’ achtergrond als schilder in Den Bosch, vertelt hij over wat er bekend is over zijn familie, waarvan er vele ook schilder waren, en geeft hij een bondig overzicht met interpretatie van het oeuvre van de schilder.

De nadruk daarbij ligt op de behandeling van Bosch’ schilderijen en een beschrijving van de middeleeuwse leef- en denkwereld in het algemeen. Bosch’ persoon komt minder aan bod, al helpt Büttners aanpak wel om hier en daar bestaande misvattingen over Bosch te ontkrachten, zoals het ‘spannende’ idee dat Bosch eigenlijk een ketter was die lid was van een geheime sekte. In de praktijk echter, is dit weinig geloofwaardig. Als gezworen broeder en behorend tot de inner circle van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap was Bosch verplicht de vespers op de dinsdag en woensdag én iedere zondagsdienst bij te wonen. Bovendien moest hij deelnemen aan vesper en mis op bijna twintig kerkelijke feestdagen en drie processies per jaar. Het lijkt weinig waarschijnlijk dat als Bosch echt een ketter was geweest, hij uit vrije wil zoveel diensten zou bijwonen van de geldende kerkelijke leer. Aanhangers van ketterse complottheorieën weigeren onder andere deze simpele logica onder ogen te zien. Bij het bestuderen van personen en hun handelen in het verleden moet rekening gehouden worden met een andere mores, mentaliteit en leefwereld van de betrokkene, maar het gebruik van gezond verstand en logica vormt daarop een onontbeerlijke aanvulling.

Religieuze opdrachten vormden de hoofdmoot van Bosch’ werk. Toch ligt daarop nooit de nadruk wanneer over Bosch’ werk gesproken wordt, dan gaat het altijd over de gedrochten en monsters op zijn panelen. De symboliek achter de wanstaltige landschapsformaties en figuren blijkt een stuk minder eenduidig en het is jammer dat Büttner daar weinig tot niet op in gaat. Aan de hand van zijn kennis van de middeleeuwse cultuur en denkwereld focust Büttner voornamelijk op de symboliek achter vooral Bosch’ overduidelijk religieuze werk, zoals de Kruisdraging en de Doornenkroning. Hij wijdt uit over de stichtelijke rol die de werken waarschijnlijk hadden. Hij stipt het belang aan dat de werken hadden bij het aansnijden van morele kwesties en de oproep tot een goed en vroom leven aan de toeschouwer die in de werken vervat lag. Als verklaring voor Bosch’ stichtelijke beeldtaal voert Büttner het algemeen aanvaarde principe op van beelden die werden gebruikt om analfabeten een verhaal te vertellen en die vaak letterlijk ‘meer dan duizend woorden’ zeiden vanwege de veelal in elkaar vervlochten Bijbelse symboliek.

Extra aandacht in het oeuvre van Bosch krijgen onder andere het tafelblad met de zeven hoofdzonden en Het laatste oordeel, waarbij het tafelblad wel toe had gekund met wat minder woorden aangezien de symboliek hiervan overduidelijk is. Büttner herhaalt zich op deze manier net wat teveel. De uitgebreide behandeling die hij hierna geeft van de Tuin der Lusten en de Hooiwagen levert dan meer op voor de lezer, en draagt er ook toe bij de veelzijdigheid van Bosch’ werk beter onder ogen te zien. De auteurs interpretatie van de Tuin der Lusten als verbeelding hoe de mens tot zonde vervalt, God vergeet en zich laat verleiden tot allerlei zondig gedrag is plausibel. Büttner sluit af met een korte bespreking van Bosch’ navolgers en de maatregelen die genomen werden om vervalsingen van Bosch’ werk tegen te gaan, welke al snel na de dood van de schilder een hoge vlucht namen. Een interessant en wat minder betreden pad in de literatuur over Bosch en zijn werk, dat zeker naar meer smaakt.

Büttner blijft in zijn boek over Bosch dicht bij de bronnen en gaat zoveel mogelijk interpretaties en speculaties over Bosch’ levensloop uit de weg. Op zich te prijzen voor een (kunst)historicus die zich bij de feiten wil houden, maar het zorgt er in dit geval voor dat het biografische aspect van deze ‘biografie’ wel erg achterblijft ten opzichte van de uitgebreide bespreking van Bosch’ werk, die niets nieuws brengt voor iemand met kennis van de middeleeuwse leef- en denkwereld. Wat dat betreft is het boek dus enigszins teleurstellend voor de Bosch-adept. Als introductie voor de absolute leek, die ook weinig van de middeleeuwen an sich weet, is het boekje echter zeer geschikt. Büttner heeft een aangename en toegankelijke schrijfstijl, en hij geeft relatief veel culturele en sociale achtergrondinformatie over de periode waarin Jeroen Bosch leefde.

Wouter van Dijk

One thought on “Jeroen Bosch. De schilder van visioenen en nachtmerries

  1. Pingback:

Comments are closed.