Recensent: Vera Weterings
Moresnet. Opkomst en ondergang van een vergeten buurlandje, Philip Dröge
Uitgeverij Unieboek|Het Spectrum, Houten 2016
ISBN 9789000349609
272 pagina’s
Gebonden, met kaarten, literatuur en notenapparaat.
€ 19,99
Moresnet
Europa kent vele mini-staatjes zoals Vaticaanstad, Monaco, San Marino, Liechtenstein en Andorra. Velen kennen echter niet Moresnet (1816-1920), terwijl dat toch ruim honderd jaar heeft bestaan en ons land tijdelijk een vierlandenpunt bezorgde. In het boek Moresnet. Opkomst en ondergang van een vergeten buurlandje vertelt Philip Dröge het verhaal van het eigenaardige minilandje aan de Nederlandse zuidgrens. Moresnet leest echter niet als een standaard geschiedenisboek. Dröge weet op geheel eigenzinnige wijze de lezer aan de hand van anekdotische beschrijvingen wegwijs te maken in het wel een wee van de bewoners van Moresnet in de tientallen jaren dat het landje bestond. Als lezer maak je hierdoor kennis met de bewoners van dit merkwaardige land; van mijnwerkers tot gokkers en van smokkelaars tot dieven.
Hoewel het boek door de uitzonderlijke opbouw en persoonlijke verhalen lijkt op een roman, heeft Dröge zich voor de beschrijvingen van gebeurtenissen en personen wel degelijk gebaseerd op bronmateriaal. Zo gebruikt hij brieven, ooggetuigenverslagen, (auto)-biografieën, kranten en andere bronnen. Achter in het boek is per hoofdstuk een helder overzicht te vinden van deze bronnen, net als een uitgebreide lijst met literatuur, periodieken en online bronnen.
Maar hoe is het ooit zo ver gekomen dat Moresnet het daglicht zag? Dat is per ongeluk gegroeid. Toen Napoleon bij Waterloo was verslagen werden op het Congres van Wenen nieuwe Europese grenzen getrokken. Deze nieuwe grenzen werden op zo’n manier bepaald dat elk land ongeveer even sterk was, om de opkomst van een nieuwe Napoleon te proberen te voorkomen. Alleen Moresnet bleef op de kaart onverdeeld. Waarom werd er zo moeilijk gedaan over een klein gebied? Dat kwam door de groeve die in het dorp Kelmins lag. In die groeve werd zink gedolven en dat was in die tijd een enorme inkomstenbron. Zink roest immers niet en werd niet alleen veel gebruikt voor emmers en badkuipen maar ook voor het bedekken van daken en scheepsrompen. Wie de mijn van Moresnet in handen kreeg had geen gewone mijn, maar een goudmijn.
De eerste jaren leek zo’n ‘niemandsland’ goed te gaan, maar al snel kwamen de bewoners van het onbestuurde gebied in de knel. De paar honderd inwoners begonnen zich een volk te voelen en zagen het dorp Kelmis als hun eigen hoofdstad, ze kregen een eigen ‘staatshoofd’, de burgemeester, en een eigen verdedigingsmacht in de persoon van de veldwachter. Maar wie bepaalde de regels in dit minilandje? Het gebied was officieel zowel van Pruisen als van Nederland. Maar wiens wetten gelden dan? En hebben de inwoners de Pruisische of Nederlandse nationaliteit? Dit zorgde voor problemen bij wat in een ‘normaal’ land gewone zaken zijn zoals bijvoorbeeld verhuizen of trouwen. Niet lang na de oprichting van Neutraal Moresnet komen de regeringen in Berlijn en Den Haag erachter dat er een vreemde onafhankelijke staat is geboren en komen ze samen om te bespreken welke wetgeving er voor de inwoners moet gelden. Doordat geen van beiden landen elkaars wet kan accepteren, komen ze uiteindelijk tot de oplossing om de Code Napoléon in Moresnet van kracht te laten blijven. Deze is van oudsher gebruikt in het mijndorp doordat de eigenaar van de mijn een contract had gesloten met Napoleon.
De Code Napoléon lijkt een goede oplossing, lokale juristen en rechters zijn immers al op de hoogte van de wetgeving. De regels in deze wet zijn echter achterhaald vergeleken met de toen geldende wetten die door Berlijn en Den Haag werden voorgeschreven. Zo konden dieven bijvoorbeeld stokslagen krijgen volgens de Code Napoléon. Om te laten zien hoe ver de wet afstond van vergelijkbare wetgeving in de omgeving en om aan te tonen wat voor vreemde situaties er soms ontstonden haalt Dröge een voorbeeld aan van een man en een vrouw die beiden geld proberen wit te wassen. De man deed dit net over de grens en werd in de boeien geslagen door de Duitse politie, de vrouw probeerde hetzelfde vergrijp in Moresnet. De man kreeg onder de Duitse wet twintig dagen gevangenisstraf, hij had de misdaad immers in Duitsland begaan. De vrouw verdween maar liefst 405 dagen achter de tralies omdat zij volgens de Code Napoléon werd berecht die in Moresnet geldig was.
De archaïsche wet pakte voor velen echter ook voordelig uit door de velen mazen die erin zaten verborgen. Ontsnapte gevangenen gebruikten Moresnet als onderduikadres en de Brit Laurie Somer maakte van Moresnet een gokparadijs. In de Code Napoléon was immers niks opgenomen over gokken en deze verbood dit fenomeen ook niet toen de casino’s in België ver boden werden. Toen Moresnet als gokparadijs uit de hand begon te lopen konden de casino’s toch op legale wijze aan banden worden gelegd, doordat in de Code Napoléon wel een artikel was opgenomen over het verbieden van een samenscholing van meer dan twintig personen zonder toelating.
Naast deze mazen in de wet kende Moresnet ook in tegenstelling tot buurlanden geen dienstplicht. Dit zorgde voor een opvallende stijging van relatief jonge mannen in de bevolkingsregisters. Veel jongeren ontsnapten immers hun dienstplicht in hun eigen land door te werken in de zinkmijn. Die zinkmijn maakte van Moresnet overigens ook het ideale belastingparadijs. Het bestuur van de zinkmijn was niet alleen de grootste werkgever, maar ook de uitbater van een school, hospitaal, bank en verschillende huizen. Moresnet kende alleen belasting op personeel en het aantal ramen en deuren in huizen. Douane en invoerrechten waren niet van toepassing, waardoor er al snel verschillende distilleerderijen ontstonden en Moresnet een favoriete plaats werd voor smokkelaars.
Aan de hand van sprekende voorbeelden weet Dröge de lezer te intrigeren met de uitzonderlijke geschiedenis van Moresnet. Zo vertelt hij over de manier waarop geprobeerd werd het land een eigen taal te geven door het Esperanto te promoten en hoe het bestuur probeerde het mini-Monaco binnen de perken te houden. In 1908 worden ter aanvulling op de Code Napoléon een aantal politieverordeningen uitgevaardigd om te pogen de prostitutie aan banden te leggen. Een bordeelverbod heeft Moresnet echer nooit gehad. De nieuwe verordeningen zijn dubieus, ze verbieden bijvoorbeeld herbergiers ‘personen die bekend staan als losbandig’ in te zetten ‘ter vermaak van klanten’. Daarnaast mag iedere kroeg maar één ‘vrouwspersoon’ in dienst hebben voor de bediening, ‘ook is het vrouwen verboden om bij gasten te zitten en met ze te drinken’. Tot slot de meest uitzonderlijke regel die Dröge aanstipt: ‘wie een vrouw in de bediening heeft werken, mag tegelijkertijd geen platenspeler aan hebben staan.’ Deze laatste regel was waarschijnlijk bedoeld om dansen of strippen tegen te gaan.
Al met al is Dröge erin geslaagd een levendige geschiedenis van Moresnet te schetsen. Hij neemt de lezer mee naar de bizarre situaties die zich in dit mini-landje voordeden en geeft een inkijkje in de dagelijkse rompslomp die zo’n uitzonderlijk onafhankelijk stukje op de Europese kaart met zich meebrengt. Dröge weet de geschiedenis op een bijzondere manier tot leven wekken. Het enige kleine minpuntje is dat ondanks zijn beeldige vertelwijze het jammer is dat de tekst niet wordt begeleid door illustraties zoals oude foto’s, advertenties of prenten uit de tijd die wordt behandeld. Desalniettemin is dit boek een absolute aanrader en zeker niet alleen interessant voor geschiedenisliefhebbers, maar ook voor romanlezers. Moresnet fascineert!
Vera Weterings
Moresnet behoort tot de long list van de Libris Geschiedenis Prijs 2016. Op 16 september 2016 wordt de short list van vijf boeken gepubliceerd. Ook is Moresnet genomineerd voor het beste boek non-fictie in de Hebban Awards 2016.