Taal ende Teken

Het Regionaal Archief Tilburg organiseerde afgelopen zaterdag, 16 juni, zijn jaarlijkse publieksdag. Dit jaar stond de dag in het teken van het thema ‘Taal ende Teken’. Binnen dat thema werden die dag diverse lezingen en workshops georganiseerd en was er zelfs aan de inwendige mens gedacht met – zeer toepasselijke – letterpudding en –soep.

Schoolgeschiedenis

Ik begon de dag met het bekijken van een selectie schriftjes en boeken uit de collectie van Stadsmuseum Tilburg. Voor de gelegenheid waren deze stukken naar de studiezaal van het archief gehaald om een mooi tijdsbeeld te geven van lesmethoden uit vroeger tijden. Ook was het mogelijk zelf een kroontjespen of ganzenveer uit te proberen.

Scheldwoorden

Hierna startte een lezing over scheldwoorden door docent rechtsgeschiedenis Erik-Jan Broers van Tilburg University. Broers promoveerde jaren geleden op zijn onderzoek naar beledigingszaken uit de zeventiende en achttiende eeuw van de Staatse Raad van Brabant en Landen van Overmaze. Hiervoor onderzocht hij maar liefst 88 procesdossiers van civiele rechtszaken en zo’n 44 procesdossiers van strafzaken. In die archiefstukken van juridische procedures zijn diverse scheldwoorden en verdachtmakingen terug te vinden, net als uitingen van spreektaal, spreekwoorden en gezegden. Een zeer nuttige bron om een beter beeld te krijgen van de dagelijkse spreektaal. Een voorbeeld van één zo’n rechtszaak is die tussen Otto Copes en Johan Hamel. "Ick verwaghte een opinie van een regent, maer ghij spreeckt als een buffel”, die uitspraak van Otto Copes richting Johan Hamel was aanleiding tot een beledigingszaak in 1674. ´Buffel´ afgeleid van het Franse ´bouffer´, wat opblazen of dikdoen betekend sloeg op een ´dikdoener´ in het Nederlands. De vordering luidde: een bede om vergiffenis, betuiging van spijt, verklaring dat het slachtoffer een eerlijk persoon is, verklaring op ingeven van de duivel te hebben gesproken en een geldbedrag voor een goed doel. Ik was het niet die sprak, maar "den duijvel vander helle." Met dat argument kom je vandaag de dag niet meer weg, maar het kwam vroeger nog veelvuldig voor. Het uiteindelijke vonnis kwam aardig in de buurt: herroeping van de aanstootgevende woorden, verklaring dat het slachtoffer een eerlijk regent is, bevestiging van de eer en deugd van het slachtoffer en betaling van 120 guldens aan het weeshuis van ’s-Hertogenbosch.

De reden dat er veel beledigingszaken waren, was omdat eer en goede naam een belangrijk goed vormden. Scheldwoorden als ‘deugniet ’of ‘schavuit’ klinken ons misschien lachwekkend in de oren, maar in de zeventiende eeuw was ’schelm’ ongeveer het ergste wat je tegen iemand kon zeggen. Andere scheldwoorden waren Paapse hond, hoerenkind en Utrechter. Dit laatste woord was een scheldwoord voor sodomiet. Waarom ‘Utrechter’, dat had te maken met de grootscheepse sodomietenvervolgingen en -processen in Utrecht omstreeks 1730. De mannelijke eer kende meer kanten dan de vrouwelijke, die laatste had alleen te maken met eerbaarheid en kuisheid. Het ergste wat je tegen een vrouw kon zeggen waren de woorden ´hoer, slet of teef´.

Een ander voorbeeld is de rechtszaak russen Suzanne Merler en Stijntje en Catharina Janssen voor de schepenbank van Breda in 1678. Doordat Merler als visvrouw zou knoeien met de gewichten en klanten geen waar voor hun geld zou geven, beschuldigden de dames Janssen Merler van oplichterij en zouden ze haar hebben uitgescholden voor “dikke hoer”. De vordering luidde herroeping van de aanstootgevende woorden, verklaring in strijd met de waarheid te hebben gesproken, bevestiging van de eer en deugd van het slachtoffer, bede om vergiffenis aan God, de Justitie en het slachtoffer en een betaling van zeshonderd guldens aan de armenkas van Breda. De vordering werd in het vonnis echter afgewezen door een goede advocaat van de dames Janssen die aangaf dat personen op de vismarkt van het geringste slag van het volk zijn en dit soort taalgebruik niet meer dan gangbaar is.

Gebarentaal

"Communiceren is een kunst, vertalen is een vak". Taal bestaat uit meer dan woorden alleen. Hoe is dat bij gebarentaal? Ilse Hooftman, een horende tolk, gaf een korte introductie Nederlandse gebarentaal en vertelde over de diverse talen die er in de wereld zijn. Er blijken maar liefst 130 (!) verschillende gebarentalen te zijn. Aan de hand van een video toont ze de impact van het doof of slechthorend zijn. Alle aanwezigen krijgen tijdens de vertoning oordopjes in. Daarna leert ze de beginselen van de gebarentaal zodat de aanwezigen na afloop elkaar kunnen groeten, kunnen aangeven wat ze te drinken lusten en hoe ze heten aan de hand van het Nederlands alfabet van de gebarentaal.

Depotrondleiding

Na deze boeiende workshop ging ik mee met boekhistoricus Stef Uijens van het Regionaal Archief Tilburg om een kijkje te nemen in het ondergrondse depot. Uijens toonde diverse voorbeelden uit de collectie van het archief waarmee hij de ontwikkeling van het schrift door de eeuwen heen liet zien. Zo toonde hij diverse voorbeelden van maculatuur, het gebruik waarbij oude stukken vaak middeleeuws perkament werden versneden en gebruikt als bindmateriaal. Dit werd voornamelijk in de zestiende en begin van de zeventiende eeuw gedaan. Uijens toonde onder andere een ‘Littera textualis’ met een mooi versierd initiaal. Dit ‘boekschrift’ werd gebruikt vanaf de twaalfde eeuw tot ongeveer 1500. Ook liet hij het Ars Punctorum uit de veertiende eeuw zien en een vijftiende-eeuwse bijbel met een draakje in het initiaal, en een stuk met ‘manicula’, dat zijn getekende handjes met wijzende vingers om aan te geven waar er een belangrijk stuk tekst begon. De tekst is een stuk uit het corpus Iuris Civilis van Justinianus.

Initialen tekenen en schilderen

Na deze prachtige stukken te hebben gezien, wilde ik zelf weleens een middeleeuwse initiaal proberen te tekenen. Dat kon in de workshop van Diny van IJcken, meesterknecht verluchten bij het Nederlands Verluchters- en Calligrafengilde. Zij gaf aanwijzingen hoe je middeleeuws verluchte letters tekent en schildert, een zeer precies werkje dat om de nodige concentratie vraagt.

Wat staat daer?

Screenshot 'Wat staat daer?'

Archivaris Luud de Brouwer van het Regionaal Archief Tilburg vertelde die dag over de problemen – of uitdagingen- die het lezen van oude handschriften oplevert. Hij maakt hierbij gebruik van de website Wat staat daer? Dat is de online oefentool voor het lezen van oude handschriften. Op de website kan al puzzelend de vaardigheid van paleografie worden vergroot. Beginners kunnen starten met het herkennen van losse letters en woorden. Reikt de kennis al wat verder? Dan wacht een transcriptie van een complete tekst. Er kan geoefend worden op verschillende niveaus van moeilijkheid. Hoe meer ‘veren’ hoe moeilijker de tekst. De teksten zijn ingedeeld in thema’s als stad en land, van wieg tot graf, oorlog en rampen, om een eerste idee te krijgen waar ze over gaan. Naast de oefeningen is er ook een forum waarop bezoekers vragen kunnen stellen aan elkaar. Er is een paleo-puzzel en regelmatig verschijnt er een nieuwe tekst als ‘aanrader’.

Wat staat daer? is eind 2016 op initiatief van drie Brabantse archiefdiensten gelanceerd; het Brabants Historisch Informatie Centrum, Regionaal Historisch Centrum Eindhoven en Regionaal Archief Tilburg. In 2017 voegde Het Utrechts Archief zich bij het platform en in 2018 het Noord-Hollands Archief en Regionaal Historisch Centrum Limburg. Het schrift heeft een enorme ontwikkeling doorgemaakt voordat het werd zoals we het nu kennen. En dat valt op als je oude teksten probeert te lezen. In een korte animatie word je in vogelvlucht meegenomen langs de geschiedenis van ons schrift. De animatie is gemaakt in opdracht van Wat staat daer? door studenten van de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, met ondersteuning van het CBG|Centrum voor familiegeschiedenis.

Liefde van toen

Aan het einde van de middag bezocht ik de lezing van Mark Traa over contactadvertenties. Hij ging in op vragen als: hoe hield je vroeger contact met je geheime minnaar? Hoe kon je lekker anoniem smachten naar elkaar? Hoe kon je je weggelopen man of vrouw smeken om naar huis terug te keren? Vanaf halverwege de 19e eeuw plaatsten kranten liefdesoproepen en contactadvertenties. Ze bieden een uniek inkijkje in het liefdesleven van onze voorouders. Journalist Mark Traa deelt zijn vondsten en vertelt over de hofmakerij in tijden zonder telefoon en internet. Er blijkt niet veel veranderd, hooguit is het taalgebruik wat minder fraai geworden. De voorbeelden heeft hij veelal via de online krantendatabase Delpher van de Koninklijke Bibliotheek gevonden.

“Huwelijk.
Een Heer, 30 j., uitstekende pos., eerste fam., geen koopman, zoekt k.m. mooi meisje, stand, afkomst onverschillig, kapitaal onnoodig. Hoofdvereischten: volmaakte schoonheid, vooral zeer lang, slank, mooi figuur, blond, volkomen onbesproken leven, een beetje ontwikkeld en liefst Wees.
Br. fr., No. 42170, bur. v. d. Blad.”

Traa vertelde ook dat door de komst van kranten het reservoir aan potentiële partners steeds groter werd. De liefdesoproepen in Tilburgse kranten zijn dun gezaaid omdat er alleen katholieke kranten verschenen die dergelijke berichten doorgaans niet plaatsten. Er zijn er maar een paar door de mazen van het net geglipt.

Al met al hebben de medewerkers van het Regionaal Archief Tilburg een zeer leuke en leerzame dag neergezet met de publieksdag ´Taal ende Teken´. Ik ben benieuwd naar het thema van volgend jaar!

Vera Weterings