Lange tijd gingen archeologen en historici er van uit dat de Kelten geen steden kenden en dat de eerste aanzet tot urbanisering pas in de tweede eeuw voor Christus werd gegeven. Het ontstaan van deze oppida, zoals Caesar ze noemde toen hij deze regionale machtscentra tegenkwam op zijn veldtochten in Galliƫ halverwege de eerste eeuw voor Christus, zou een fase op weg naar verstedelijking van de Keltische samenleving zijn die door Caesars interventie in de knop werd gebroken. De laatste jaren gaan er naar aanleiding van nieuw onderzoek onder archeologen en historici echter stemmen op die de Keltische maatschappij een verdere ontwikkeling toedichten dan tot nog toe wordt aangenomen. Het belangrijkste bewijs voor die these wordt geleverd door vondsten gedaan in en om de Heuneburg in Zuid-Duitsland, een prehistorisch Keltisch heuvelfort dat gezien kan worden als de eerste stad ten noorden van de Alpen. Vondsten wijzen op een regionale functie van de nederzetting die zelfs vergelijkbaar is met een positie zoals stadstaten als Athene en Sparta in het Klassieke Griekenland die hadden ten opzichte van hun omgeving en achterland. De bloeiperiode van het heuvelfort bevond zich tussen de zevende en vijfde eeuw v.Chr., te situeren binnen de Keltische Hallstatt-periode.