Een telkens nieuwe Oudheid

telkens-nieuwe-oudheidRecensent: Vera Weterings

Een telkens nieuwe Oudheid. Of: hoe Tiberius in New Jersey belandde, David Rijser

Amsterdam University Press, Amsterdam 2016
ISBN 978 94 6298 069 3

Gebonden uitgave met stofomslag en leeslint, met illustraties in kleur en zwart-wit, leessuggesties, notenapparaat, bibliografie en index
503 pagina’s
€ 39,95

Een telkens nieuwe Oudheid

Hoewel we het niet altijd bewust doorhebben is de erfenis van de Oudheid overal terug te vinden in ons huidige politieke en culturele leven. Neem bijvoorbeeld Shakespeare, zijn verhalen zitten boordevol klassieken, maar ook de populaire recente televisieserie The Sopranos bevat tal van verwijzingen naar de Oudheid. In Een telkens nieuwe Oudheid wil David Rijser illustreren hoe onze cultuur nog zichtbare sporen uit de Oudheid bevat en ons nog steeds beïnvloed. Daarbij pleit hij ervoor om ons cultureel verleden te blijven gebruiken om ons beter bewust te zijn van de geschiedenis en de totstandkoming van onze huidige wereld.

Auteur David Rijser is universitair docent Klassieke Talen aan de Universiteit van Amsterdam en schreef in NRC Handelsblad verschillende artikelen over de klassieken. Ongeveer tien jaar geleden ontstond het idee om de artikelen te bundelen. Hoewel Een telkens nieuwe Oudheid is ontstaan uit een reeks artikelen is het uitgegroeid tot veel meer dan dat. Het afgelopen decennium heeft Rijser in samenwerking met vele specialisten gewerkt aan een veel uitgebreider boek waarin duidelijk wordt dat het perspectief van de receptiegeschiedenis, de manier waarop in verschillende periodes wordt teruggekeken op de geschiedenis, niet slechts een waardevolle aanvulling is bij de bestudering van het klassieke erfgoed, maar juist de rode draad moet vormen.

“Net als mijn eigen boek, is de klassieke traditie in wezenlijke zin als de Argo van Barthes: voor geen plank origineel en toch zichzelf.” (p. 6)

In Een telkens nieuwe Oudheid komt duidelijk naar voren hoe allerlei aspecten van onze cultuur continu de confrontatie aangaan met de klassieke cultuur. Onze literatuur, beeldende kunst, architectuur, film en theaterstukken grijpen terug op de Oudheid; van Rembrandt tot Mozart en van I Claudius tot Shakespeare. Rijser laat aan de hand van bekende en minder bekende voorbeelden zien hoe de westerse cultuurgeschiedenis niet kan worden begrepen zonder kennis van de Oudheid. Hierbij gaat hij niet alleen in op de receptiegeschiedenis van de Oudheid an sich, maar ook die van de hierop geïnspireerde klassiekers zoals Sigmund Freuds Oedipus en Dante Alighieri´s Vergilius in La Divina Commedia (De goddelijke komedie). Het moge duidelijk zijn dat receptie en traditie centraal staan in het boek van Rijser, maar hoe bestudeert hij deze onderwerpen? In zijn inleiding wijst Rijser erop dat er drie methoden zijn om receptie en traditie te onderzoeken, Rijser kiest ervoor alle drie de methoden toe te passen. Zo heeft hij zijn boek in drie delen opgesplitst. In het eerste deel kiest Rijser voor de methode waarbij antieke werken of antieke auteurs worden gevolgd door de tijd. Zo neemt hij antieke werken als uitgangspunt en legt hij in zeven hoofdstukken uit waarom de klassieken nog steeds populair zijn. Hij gebruikt hiervoor onder andere Homerus, Thucydides en Plato.

In het tweede deel wordt de methode aangehaald waarbij van latere werken en kunstenaars wordt onderzocht hoe deze zich verhouden met de Oudheid. Rijser gaat hierbij specifiek in op de manier waarop afzonderlijke kunstenaars uit de Renaissance met de Oudheid omgingen. In zijn laatste deel gebruikt Rijser de methode waarbij wordt gekeken hoe culturele fenomenen, thema’s en perioden zich verhouden tot de Klassieke Oudheid. Rijser beschrijft in dit deel hoe de antiekenreceptie sinds de zeventiende eeuw steeds complexer werd door de kleuring van perioden, kunstenaars en thematiek die tussen de Oudheid en bestudeerde werken komt te liggen. Het geheel is grotendeel chronologisch van opbouw, maar er worden ter verduidelijking van bepaalde voorbeelden wel zo nu en dan sprongen van de Oudheid naar het heden of tussenliggende perioden en weer terug gemaakt. Deze uitstapjes maken het boek echter niet rommelig.

In zijn inleiding geeft Rijser aan dat volledigheid binnen het onderwerp vanwege de omvang uitgesloten was. Rijser heeft deze volledigheid dan ook niet nagestreefd en dat komt zijn doel ten goede. In plaats van een ontelbare opsomming aan voorbeelden heeft Rijser nu zorgvuldig zijn anekdotes kunnen kiezen om te illustreren hoe in de kunst en literatuur wordt teruggegrepen op de Oudheid. Als lezer kun je er aan het einde van Een telkens nieuwe Oudheid dan ook niet meer omheen. De Oudheid is niet eindig, maar blijft voortleven. Rijser weet dit in zijn boek aan de hand van tal van voorbeelden telkens te benadrukken. Zo begint hij zijn boek treffend met de beroemdste afbeelding die met de klassieke traditie wordt geassocieerd: het zestiende-eeuwse fresco De school van Athene van Rafaël. Hij laat zien dat het fresco niet alleen een eerbetoon is van het Christendom aan de Klassieke Oudheid, maar ook een verbeelding van het overnemen van de Klassieke Oudheid. Oftewel het fresco gaat over overdracht en interpretatie, het onderwerp van zijn eerste hoofdstukken. Op het fresco zijn namelijk niet alleen christelijke figuren zoals de paus te zien, maar ook klassieke beroemdheden zoals Plato en Aristoteles. Een ander voorbeeld is Shakespeare die de Oudheid laat voortleven. In zijn werk zijn karakters immers niet alleen vertaald uit passages uit Livius, maar ook bewerkt en aangevuld met moderne karaktereigenschappen. Juist dat gebruiken, interpreteren en aanvullen van de klassieken zorgt er volgens Rijser voor dat de Oudheid voortleeft.

Rijser verzet zich met Een telkens nieuwe Oudheid tegen de visie om de Oudheid met zijn klassieken als afgebakend geheel te zien in een periode die vaak als de Klassieke Oudheid wordt bestempeld. In zijn boek maakt Rijser de lezer duidelijk dat ´klassieken´ als een proces kunnen worden gezien dat door de eeuwen heen continu veranderd. Aan de hand van aansprekende voorbeelden toont Rijser hoe de Oudheid met zijn klassieke literatuur door de eeuwen heen gelezen, gebruikt en veranderd is. Dit maakt Een telkens nieuwe Oudheid niet alleen een boek over hoe klassieken onze cultuur samenhang geven, maar ook een boek over de bewustwording van het belang van receptiegeschiedenis in grote trends in onze cultuurgeschiedenis. Een telkens nieuwe Oudheid is niet alleen voor classici een eye opener, maar voor historici in het algemeen!

Vera Weterings

One thought on “Een telkens nieuwe Oudheid

  1. Pingback:

Comments are closed.