Historische atlas van Delft. Stad van ambacht en techniek, Stef van der Gaag
Uitgeverij Vantilt i.s.m. Archief Delft, Nijmegen 2015
ISBN 9789460042096
Gebonden, met illustraties in kleur en zwart-wit
88 pagina's
€ 24,50
Historische atlas van Delft
Uitgeverij SUN bracht in 2003 de Historische Atlas van Nijmegen uit, deze atlas werd zo goed ontvangen, dat deze het begin van een serie werd. Na Nijmegen volgden historische stedenatlassen van onder andere ’s Hertogenbosh, Rotterdam, Utrecht, Den Haag en Groningen. In de loop der jaren is de serie overgenomen door de Nijmeegse uitgeverij Vantilt die de serie aanvulde met publicaties over steden zoals Dordrecht, Schiedam en Zutphen en historische regio’s zoals Rivierenland, Kennemerland en Walcheren. In 2015 werd aan die serie een atlas over Delft toegevoegd. Deze Historische atlas van Delft is in samenwerking met het Archief Delft tot stand gekomen. Anders dan voorgaande atlassen in de serie bevat deze variant geen 35 maar 36 hoofdstukken en is er ook een bijlage toegevoegd waarin een kleine geschiedenis van het ingenieursonderwijs wordt behandeld.
De atlas is onderverdeeld in een vijftal thema’s, te weten ‘stad in de veenontginning’, ‘stad van handel en nijverheid’, ‘Delft wordt industriestad’, ‘stad met ingenieursopleiding’ en ‘stad te midden van grote steden’. Helaas ligt zowel bij de Historische atlas van Delft als die van Dordrecht de nadruk op de twintigste eeuw. De atlas bevat maar liefst tien hoofdstukken over deze periode, terwijl de stad Delft ook een rijke geschiedenis kent. Hoewel er in de grote stadsbrand van 1536 en de stadhuisbrand van 1618 veel archiefmateriaal gesneuveld is, is er nog steeds voldoende materiaal om boeken over vol te schrijven en had dat materiaal ook gebruikt kunnen worden om in deze atlas een evenwichtigere chronologische verdeling in hoofdstukken te realiseren.
Dat de komst van de ingenieursopleiding in de negentiende eeuw grote gevolgen had voor de latere ontwikkeling van de stad Delft komt in het boek goed uit de verf. In verschillende hoofdstukken wordt hieraan aandacht besteed. Zo is er een hoofdstuk gewijd aan de uitbreidingen van de Polytechnische School, de stedenbouwkundige plannen voor een universiteitswijk, een hoofdstuk over de Technische Hogeschool ten tijde van de wederopbouwperiode en een hoofdstuk over de ontwikkeling van de TU-wijk in de eenentwintigste eeuw. Daarnaast wordt in een afzonderlijke bijlage de ontwikkeling van het ingenieursonderwijs in Delft doorlopen.
De opbouw van het boek, dat een groot scala aan historische kaarten, reconstructies en bewerkte kaarten gebruikt om de geschiedenis van de stad en het gebied rondom Delft in kaart te brengen, zorgt voor een beter begrip van de tekstuele informatie. Daarnaast zijn in de publicatie naast kaarten ook velerlei illustraties zoals foto’s, prenten en schilderijen opgenomen die het verhaal verlevendigen. Een originele invalshoek is met name die van de wetenschap en de kunst in de zeventiende eeuw. Op het eerste gezicht lijkt het alsof in dit hoofdstuk geen kaarten zijn opgenomen. Het tegendeel blijkt waar, maar dit vergt oog voor detail. Zo wordt uitgelegd dat in het werk van de Delftse schilder Johannes Vermeer (1632-1675) kaarten regelmatig terugkomen. Zo is op de achtergrond van De soldaat en het lachende meisje (1658) een kaart van Holland en West-Friesland van Balthasar Florish van Berkenrode te zien. Diezelfde kaart komt ook terug in het werk Brieflezende vrouw in het blauw (1663/1664). Ook in De Luitspeelster (1662/1664) en Vrouw met waterkan (1664/1665) zijn geografische kaarten te zien. Daarnaast is de geografie ook op andere manieren aanwezig in het werk van Vermeer, neem bijvoorbeeld de schilderijen De geograaf (1669) en De astronoom (1668/1669).
In het boek worden vele bekende en minder bekende thema’s uit de geschiedenis van Delft besproken. Uiteraard komt de trekvaart aan bod, de productie van en handel in Delfts blauw en de al eerder genoemde stadsbrand van 1536. Ook is er aandacht voor Delft als productie- en exportcentrum van bier en laken. Tot ongeveer 1390 was de lakennijverheid voor de plaatselijke economie even belangrijk als de brouwnering. Die twee konden echter niet goed naast elkaar bestaan. De lakenproducenten vervuilden namelijk het grachtwater met de verf van hun stoffen, waardoor de kwaliteit van het bier achteruit ging omdat zij van hetzelfde water gebruik maakten. Uiteindelijk trokken de lakenproducenten aan het kortste eind, al verdween de lakennijverheid niet helemaal. Een andere vaak vergeten periode uit de Delftse geschiedenis is die van het Agnetapark. In de atlas is een speciaal hoofdstuk gewijd aan het echtpaar Jacob Cornelis van Marken en Agneta Wilhelmina Johanna van Marken-Matthes. Zij kochten het parkgebied in 1881 voor 16.000 gulden nabij de Koninklijke Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek waarvan Jacob directeur was. Het was het eerste tuindorp in Nederland en werd aangelegd met als doel de grond en het gehele complex inclusief het gemeenschapshuis, de winkel en school eigendom van de bewoners te laten worden. Zover is het echter nooit gekomen, omdat veel personeelsleden er niet wilden wonen. Deels had dit te maken met de sociale controle door de fabrieksdirecteur en zijn gezin die ook op het terrein woonden. Tegenwoordig staat het park op de UNESCO-lijst van honderd waardevolle monumenten in Nederland en heeft het de status van ‘beschermd stadsgezicht’.
Wie wel eens in Delft komt met het openbaar vervoer zal de afgelopen jaren hebben gemerkt, dat er rondom het stationsgebied veel is vernieuwd. De afgelopen jaren is namelijk gewerkt aan een ondergronds treinstation dat in februari 2015 werd geopend. De verbouwing van het station en het omringende gebied is lange tijd gesprekstof geweest voor menig treinreiziger en Delftenaar. Echter niet alleen de afgelopen jaren heeft de trein in Delft voor veel bombarie gezorgd, dit was ook verder in het verleden het geval. Zo kwam de spoorweg langs Delft in de negentiende eeuw niet zonder omwegen tot stand. De spoorlijn maakte namelijk een bocht om het zogenoemde ‘Laantje van Van der Gaag’,dit laantje was vernoemd naar zijn eigenaar, Jacob van der Gaag, die de vergoedingen van de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM) voor het gebruik van zijn gronden te laag vond en weigerde zijn eigendom af te staan. Aernout Hendrick van Wickevoort Crommelin kwam het geschil ter oren en hij kocht samen met de latere burgemeester van Zandvoort het laantje van Van der Gaag. Hij eiste van de HIJSM echter een halteplaats bij de Zandvoorderstraatweg nabij Heemstede. De HIJSM ging er niet op in en legde een hulpspoor aan. In 1847 reden de eerste reizigerstreinen van Den Haag naar Rotterdam, waarbij de boog om het laantje, in de volksmond ‘krommelijn van Crommelin’ stapvoets moest worden genomen vanwege het gevaar voor mogelijke ontsporingen. De publieke opinie begon zich tegen de grondeigenaren te keren en uiteindelijk stelde Crommelin nog datzelfde jaar het eigendom ter beschikking, diezelfde nacht werd de spoorlijn doorgetrokken.
Met de Historische atlas van Delft is een mooi overzichtswerk over de geschiedenis van Delft neergezet. Hoewel er in het boek naar verhouding meer moderne ontwikkelingen worden besproken dan oudere kaarten, wordt er ook zeker aandacht geschonken aan de oudere passages uit de historie van Delft. Zo wordt verteld over de stad en haar militaire magazijnen en werkplaatsen. Ook is er aandacht voor de manier waarop Delft dankzij het ‘eigen’ Delfshaven betrokken werd bij het werk van de VOC, vertegenwoordigd was in de colleges van de Admiraliteit van de Maze en de Grote Visserij. Delft had deze verbinding met de Maas gecreëerd nadat zij in 1360 had geklaagd over het scheepvaartkanaal tussen de Rotte en de Schie. Door dit kanaal liep de doorvaart naar Delft immers door de Rotterdamse Schie waardoor alle vrachten voor Delft werden belast met tolgelden. Delfshaven ontstond als nederzetting bij de Delfshavense Schie die in 1404 gereed kwam en ervoor zorgde dat Delft niet langer afhankelijk was van Schiedam of Rotterdam.
Wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van Delft zal aangenaam verrast worden door de rijke historie van de stad in deze publicatie. Hoewel het boek vanwege zijn grote omvang niet zo prettig in de hand ligt, neemt de lezer dit al gauw voor lief als hij ziet hoe rijkelijk geïllustreerd het werk is. De grote pagina’s zorgen er namelijk voor dat de afbeeldingen goed tot hun recht komen. Daarbij leest het boek prettig en kan het ook eenvoudig worden onderbroken door de korte hoofdstukken. Kortom, een zeer geslaagde introductie in de geschiedenis van Delft.
Vera Weterings