De wereld om ons heen is vol van kunstmatige mensfiguren; in kledingzaken presenteren realistische mannequins de nieuwste collecties, in Madame Tussauds kunnen we op de foto met wassen exemplaren van onze idolen en op internet zijn diverse real dolls aan te schaffen om het seksleven van de eenzamen onder ons op te leuken. Het blijven echter nog steeds nadrukkelijk poppen. In de jaren vijftig van de vorige eeuw werd de basis gelegd van een nieuwe richting in de beeldhouwkunst die verder ging. Amerikaanse kunstenaars als Duane Hanson (1925-1996) en John De Andrea (1941) legden zich vanaf toen steeds meer toe op het hyperrealisme. Het was een tijd waarin mensen op zoek waren naar ‘de waarheid’ en de kunst steeds meer op zoek ging naar de absolute werkelijkheid. Zo legde Hanson zich bijvoorbeeld toe op het maken van levensgrote menselijke sculpturen van glasvezel en polyesterhars. Zijn beelden tonen vaak de arbeidersklasse of mensen aan de zelfkant van de maatschappij. Op de tentoonstelling is een werk te zien dat hij in opdracht van de Stiftung Haus der Geschichte der Bundesrepublik Deutschland in Bonn maakte. Het is een beeld van twee werkers waarvoor twee mensen die ook daadwerkelijk bij het museum werkten model stonden; Walter Schmitz, de conciërge, en Juan Carevic, een Kroatische arbeider. Beide mannen hebben Hanson toegestaan een mal van hun lichaam te maken en ook kleding, hoofd- en lichaamshaar afgestaan voor het kunstwerk.
Enkele jaren geleden werd ik in Zwolle aangenaam verrast door de bijzonder fraaie werken van de Nederlander Tjalf Sparnaay. In Museum De Fundatie was begin 2015 een overzichtstentoonstelling van het werk van deze Haarlemmer te zien: Closer. Het megarealisme van Tjalf Sparnaay. Sparnaay maakt eigentijdse stillevens, waar de stillevens van zeventiende-eeuwse meesters met name fruit, brood en vis tonen, kiest Sparnaay voor meer hedendaagse lekkernijen zoals een broodje gezond, bakje patat en cheeseburger. Opvallend aan het werk van Sparnaay is ook dat zijn Nederlandse herkomst duidelijk naar voren komt in de objecten die hij in beeld brengt. Zo schildert Sparnaay typisch Nederlandse onderwerpen zoals een boterham met oude kaas of hagelslag, een moorkop, kroket uit de muur, gekookte aardappelen met draadjesvlees, krentenbollen en een vaas met tulpen. Sparnaay over zijn werk:
Mijn schilderijen zijn bedoeld om de kijker in staat te stellen de realiteit opnieuw te ervaren, opnieuw de essentie te laten ontdekken van het voorwerp dat zo alledaags is geworden. Ik wil het terugbrengen tot het DNA van de universele structuur, in al zijn schoonheid. Ik noem het ‘het schone van het gewone’.