De wereld om ons heen is vol van kunstmatige mensfiguren; in kledingzaken presenteren realistische mannequins de nieuwste collecties, in Madame Tussauds kunnen we op de foto met wassen exemplaren van onze idolen en op internet zijn diverse real dolls aan te schaffen om het seksleven van de eenzamen onder ons op te leuken. Het blijven echter nog steeds nadrukkelijk poppen. In de jaren vijftig van de vorige eeuw werd de basis gelegd van een nieuwe richting in de beeldhouwkunst die verder ging. Amerikaanse kunstenaars als Duane Hanson (1925-1996) en John De Andrea (1941) legden zich vanaf toen steeds meer toe op het hyperrealisme. Het was een tijd waarin mensen op zoek waren naar ‘de waarheid’ en de kunst steeds meer op zoek ging naar de absolute werkelijkheid. Zo legde Hanson zich bijvoorbeeld toe op het maken van levensgrote menselijke sculpturen van glasvezel en polyesterhars. Zijn beelden tonen vaak de arbeidersklasse of mensen aan de zelfkant van de maatschappij. Op de tentoonstelling is een werk te zien dat hij in opdracht van de Stiftung Haus der Geschichte der Bundesrepublik Deutschland in Bonn maakte. Het is een beeld van twee werkers waarvoor twee mensen die ook daadwerkelijk bij het museum werkten model stonden; Walter Schmitz, de conciërge, en Juan Carevic, een Kroatische arbeider. Beide mannen hebben Hanson toegestaan een mal van hun lichaam te maken en ook kleding, hoofd- en lichaamshaar afgestaan voor het kunstwerk.
Hanson en DeAndrea worden gezien als de pioniers van de hyperrealistische sculpturen. Hoewel zij al in de jaren vijftig en zestig actief waren, dook de term hyperrealisme pas in 1973 op toen de Belgische kunsthandelaar Isy Brachot de tentoonstelling Hyperrealisme: Amerikaanse en Europese meesters in zijn Brusselse galerie presenteerde. In de tentoonstelling stonden schilderijen en sculpturen centraal die allemaal één ding gemeen hadden: overdreven realisme. Zo waren de schilderijen met haast fotografische precisie vervaardigt, zoals vorig jaar ook te zien was in de tentoonstelling Hyperrealisme – 50 jaar schilderkunst in de Kunsthal. De sculpturen waren haast exacte replica’s van het menselijk lichaam, dit soort werken staan nu in de Kunsthal centraal in de tentoonstelling, waarbij de bezoeker wordt geconfronteerd met werken die soms zó realistisch zijn, dat je twijfelt of het geen acteurs zijn die knap stil kunnen zitten en ze een spiegeltje voor de mond zou willen houden om te zien of het niet beslaat om te zien of ze toch niet stiekem ademen.
Hanson werkte in de jaren zeventig samen met Marc Sijan die later als zijn opvolger werd gezien. Samen verfijnen ze de techniek van de hyperrealistische weergave, waarbij Sijans methode behoorlijk arbeidsintensief wordt. Hij werkt met de grootst mogelijke nauwkeurigheid en gebruikt vergrootglazen om de kleinste details aan te brengen. Met zijn Cornered vestigt hij de aandacht op de sociale ongelijkheid. Het beeldt toont een zittende vrouw in vodden. Een ander voorbeeld is Embrace, waarbij hij de intensiteit van menselijke relaties in beeld brengt. Ook andere kunstenaars hebben de techniek van de hyperrealistische beeldhouwkunst onder de knie. Zo toont het werk General’s Twin van Carole A. Feuerman een jonge zwemster met levensechte waterdruppels op de huid en wekt Sam Jinks met zijn Woman and Child een levensechte oude vrouw met baby haast tot leven.
Bij andere werken in de tentoonstelling is te zien hoe de kunstenaars zichzelf de vrijheid permitteerden om af te wijken van het realisme door het beeld net even te groot of te klein te maken of het slechts één kleur te geven. In de jaren negentig doet Ron Mueck (1958) iets vernieuwends met zijn beelden; hij maakt ze opzettelijk te groot of te klein, maar zorgt er wel voor dat de verhoudingen blijven kloppen en de detaillering natuurgetrouw is. Op deze manier wil hij bepaalde karaktereigenschappen vergroten. Zo brengt hij met zijn vijf meter grote baby A Girl de hulpeloosheid en het ongemak van het babybestaan over.
“Hoewel ik veel tijd besteed aan de buitenkant, gaat het mij vooral om het vastleggen van het leven daarbinnen.” – Ron Mueck
De eigentijdse artiest Margriet van Breevoort wijkt ook af van de werkelijkheid. Zij maakt surrealistische werken waarbij ze fantasiefiguren maakt die absoluut geen mens zijn, maar toch heel herkenbare ogen, vingers en huid hebben, zoals Bob. Hierdoor probeert ze de relatie tussen de mens, wetenschap en natuur in beeld te brengen. Haar sculpturen laten op die manier zien hoe de mens de nietsontziende wereld naar zijn hand zet. Een andere kunstenaar die speelt met onwerkelijke figuren is Patricia Piccinini (1965) met haar Newborn. Zij maakt van siliconen en kunststof sculpturen die half dier en half mens zijn of half robot en half mens, om de emotionele reacties op lichamelijke veranderingen te onderzoeken. Daarbij trekt ze alle vooroordelen over wat aanvaardbaar en vertederend is en wordt verstaan onder ‘schoonheid’ in twijfel en stelt ze fundamentele vragen over de waarde van haar leven.
Zo wordt de bezoeker aan de hand van diverse thema’s geconfronteerd met de continue verandering van de manier waarop we naar onszelf kijken. Het thema ‘dubbelgangers’ toont bijna levensechte menselijke replica’s, in het thema ‘deformaties’ wordt de menselijke kwetsbaarheid haast tastbaar en in het thema ‘dimensies’ spelen kunstenaars met de maatvoering van de gestaltes. Op deze manier worden bezoekers verrast met de overtuigende werkelijkheid van een type beeldhouwkunst dat niet eerder in zulke aantallen in Nederland bij elkaar te zien was. De tentoonstelling in de Kunsthal geeft een toonaangevend overzicht van de internationale hyperrealistische beeldhouwkunst. Laat je verrassen door de realistische precisie van deze kunst!
Vera Weterings
De tentoonstelling Hyperrealisme Sculptuur is nog tot en met 1 juli 2018 in de Kunsthal in Rotterdam te bezoeken.