Recensent: Vera Weterings
Theognis van Megara – Luister naar mij. Elegieën over leven en liefde, vertaald en toegelicht door Hugo Koning
Monobiblos deel 4
Uitgeverij Damon, Eindhoven 2017
ISBN 978 94 6340 120 3
Paperback, met aantekeningen en tabel
136 pagina’s
€ 14,90
Elegieën over leven en liefde
“De overdaad heeft vele mannen na
verblinding stuk gemaakt; het valt niet mee
de maat te zien wanneer er welvaart heerst.” 693-94(p. 70)
Zo schreef de Griekse dichter Theogenis van Megara. Hoewel er weinig over deze dichter bekend is, blijkt uit de antieke bronnen wel dat het ging om een aristocratische inwoner van Megara die rond 550 voor Christus actief was. Het werk van deze dichter staat centraal in het vierde deel in de Monobiblos-reeks dat vorige week vrijdag, 8 december 2017, in het Rijksmuseum van Oudheden verscheen: Theognis van Megara – Luister naar mij. Elegieën over leven en liefde. Monobiblos is een reeks uitgaven van uitgeverij Damon met Griekse en Romeinse poëzie. ‘Monobiblos’ betekent ook letterlijk ‘enkel boek’ of ‘boek over één thema’, een zeer toepasselijke naam voor een reeks die per deel telkens een bundel vormt zoals die ook in de oudheid is uitgebracht, of een afgeronde eenheid uit een groter werk. Het idee achter de reeks is om lezers van nu een nieuwe toegang tot antieke gedichten te bieden. De vierde uitgave Theognis van Megara – Luister naar mij. Elegieën over leven en liefde is vertaald en ingeleid door Hugo Koning. Koning is docent Griekse en Latijnse Talen en Culturen aan de Universiteit Leiden en geeft daarnaast Grieks en Latijn op het Stanislascollege in Delft. Eerder verschenen van zijn hand het Elementaire Deeltje Mythologie (2015) en Mythen moet je niet geloven (2016).
In de inleiding van het boek geeft Koning wat meer achtergrondinformatie over de dichter en zijn overgeleverde teksten. Zo schrijft hij dat de elegieën van Theogenis van Megara verschillende levenswijsheden bevatten. Soms cynisch en hard, dan weer vreugdevol en ontspannen, zoals ook het leven. Voor de bundel heeft Koning slechts een compilatie uit het oeuvre van de Griekse dichter vertaald. Die compilatie gaat waarschijnlijk terug tot 900 na Christus, maar wie de compilator was, wat zijn of haar werkwijze was en hoe omvangrijk het oorspronkelijke werk van Theogenis was, dat is helaas onduidelijk en omstreden. Grappig detail waarop Koning de lezer wijst is dat Theogenis deze complexe overleveringsgeschiedenis leek aan te voelen en in zijn gedichten iets heeft gezegd over de herkenbaarheid van zijn werk. Zo schreef hij:
“Dit zijn de verzen van
Theogenis, inwoner van Megara.
Hij is beroemd bij alle mensen.” (p. 8)
In de Theogenis-Forschung is deze passage inmiddels uitgekauwd. In 1910 schreef Hudson-Williams bijvoorbeeld dat de naam als een zegel zou gelden. Koning trekt deze stelling in twijfel door aan te halen dat copy-cats een dergelijke karaktereigenschap gemakkelijk konden imiteren. Hij sluit zich dan ook meer aan bij de theorie die tegenwoordig wordt aangehangen. In deze theorie wordt gesteld dat het zegel niet zozeer een waarborg is van auteurschap en authenticiteit, maar meer bedoeld is om verzen tot een tekst te maken. Met andere woorden; het zegel duidt op een samenhangende collectie verzen, die bijeen worden gehouden door een homogene, eenduidige ideologie volgens Koning.
De 1400 verzen die op naam van Theogenis van Megara zijn overgeleverd zijn dus niet allemaal van hem. Het corpus is onderverdeeld in twee boeken, waarbij het eerste deel vooral bestaat uit beschouwingen over alle aspecten van het leven en het tweede deel louter liefdespoëzie is. Ondanks dat de tekst inmiddels duizenden jaren oud is, zijn de teksten nog steeds actueel. Zo schreef Theogenis al over de problemen van het kapitalisme. Zo leefde ten tijde van de Oude Grieken al de problematiek rondom geld, en niet verdienste, als belangrijkste criterium voor maatschappelijk succes:
“Bezit en wijsheid te bestrijden is
geen werk voor stervelingen. Niemand immers
raakt van rijkdom in zijn hart vervuld.
Net zo gaat zelfs de wijste man niet nog meer
wijsheid uit de weg, maar wil dat juist,
en ook zijn hart vindt geen bevrediging.” 1157-60 (p. 104)
De verzen uit het eerste boek zijn zeer verschillend: van betekenisrijke verzen tot banaliteiten en clichés. Het tweede boek daarentegen is echt een vreemde eend in de bijt. Behalve dat dit boek veel korter is dan het eerste boek, is het ook nog eens uitsluitend op één thema gericht; de liefde. Volgens Koning is het een wonder dat dit boek überhaupt is overgeleverd aangezien deze gedichten in slechts één manuscript bewaard zijn, terwijl van het eerste boek zo’n veertig manuscripten circuleerden. De codex werd pas rond 1810 ontdekt. Volgens Koning is de verklaring dat deze verzen in slechts één kopie terecht zijn gekomen te vinden in het feit dat ze over de liefde gingen en daardoor rond 900 door een strenge geestelijke uit de collectie zijn gesneden en in een soort ‘X-rated appendix’ terecht zijn gekomen.
Naast de inleiding zijn ook de aantekeningen achterin het boek een verrijking voor de vertaling. Zo geeft Koning naast achtergrondinformatie over de dichter en zijn werk ook wat meer informatie over de verwijzingen die in de teksten worden gemaakt en biedt hij meer context bij de personen die in de teksten worden aangehaald. Al met al is Konings vertaling van het werk van Theogenis van Megara een fraai boek geworden waarbij de bijeengebrachte levenswijsheden een duidelijke boodschap naar voren laten komen die in deze decembermaand van harte ondersteund kan worden, namelijk om toch vooral vreedzaam te genieten van het aardse bestaan.
Vera Weterings