Atlas van verdwenen steden, Aude de Tocqueville
(vertaald door Sylvia Birnie, oorspronkelijke titel Atlas des cités perdues)
Uitgeverij Lannoo, Tielt 2015
ISBN 978 94 014 2882 8
Gebonden, met illustraties in kleur
144 pagina’s
€ 24,99
Atlas van verdwenen steden
Oude beschavingen spreken vaak tot de verbeelding, net als steden die zijn verdwenen zoals het alom bekende Pompeï. Geen enkele verdwenen stad roept zo veel en zulke heftige emoties op als Pompeï. Het is het tragische verhaal van een stad van dergelijke omvang die onverwacht door de eruptie van de Vesuvius van het aardoppervlak was verdwenen en toch – paradoxaal genoeg – juist dankzij die vernietiging duizenden jaren bewaard is gebleven. De tijd is als het ware stil blijven staan, doordat de slachtoffers van Pompeï door de gloeiende as zijn verstijfd geraakt, wordt het dagelijkse leven van Pompeï in beeld gebracht. De overblijfselen van deze historische stad zijn indrukwekkend. Op een terrein van zo’n 44 hectare zijn onder andere Romeinse fora, tempels, theaters, straten, huizen met houten balkons, luxe villa’s met fresco’s en mozaïeken, een markt, kelders, latrines, bakkerijen en bordelen te vinden. En dat terwijl pas de helft van de stad is blootgelegd.
Pompeï is echter niet uniek als verdwenen stad, alleen geniet deze stad de meeste bekendheid. Bovendien is de stad niet letterlijk verdwenen. In het boek Atlas van verdwenen steden neemt geschiedeniskenner Aude de Tocqueville de lezer mee in een ontdekkingsreis langs veertig plaatsen die enkel nog bestaan in de geschiedenisboeken. Net als Pompeï laten deze steden zien dat steden net als beschavingen en culturen vergankelijk zijn en kunnen verdwijnen door natuurrampen zoals overstromingen, branden en aardverschuivingen of door economisch verval, politieke opzet of oorlog. Stuk voor stuk zijn deze verhalen over langzame of abrupte verdwijningen intrigerend.
Neem bijvoorbeeld het verhaal van het ‘gepantserde eiland’, ook wel bekend als Hashima of Gunkanjima. Op dit eiland in Japan werden in het begin van de negentiende eeuw sporen van steenkool ontdekt. Het bedrijf Mitsubishi verwerft het eiland van krap zes hectare en legt dijken en kaden aan en mijnwerkers worden aangevoerd zodat de exploitatie van de steenkool kan beginnen. Alle gebouwen zijn van beton, ook diverse scholen, winkels en een ziekenhuis, vandaar de naam het ‘gepantserde eiland’. Aangezien het eiland een geringe omvang heeft, worden de gezinnen van de arbeiders gevestigd in hoge gebouwen waarbij de appartementen nauwelijks groter zijn dan een kloostercel, het eiland telt in 1916 zo’n drieduizend inwoners. In 1959 telt het eiland zelfs 5.300 inwoners en heeft het op dat moment de grootste bevolkingsdichtheid ter wereld: 84.100 personen per vierkante kilometer. Het eiland bloeit, inmiddels zijn er ook bioscopen, boeddhistische tempels, shintoïstische heiligdommen en zelfs een bordeel. Aangezien er geen groen is wordt er tegen hoge kosten speciale aarde aangevoerd voor op de daken van de gebouwen zodat daar tuinen kunnen worden aangelegd. Tegen het einde van de jaren 1960 raakt het eiland echter in verval, steenkool wordt in die periode steeds vaker vervangen door aardolie en de mijnen worden steeds minder rendabel. In 1974 wordt de laatste mijn gesloten en vertrekken de laatste bewoners. Jarenlang is het eiland een verboden plek geweest, maar sinds 2009 vertrekt er weer een veerboot naar het eiland, dat inmiddels als mysterieuze plek dienst doet als toeristische trekpleister.
Een ander intrigerend, haast surrealistisch aandoend verhaal is dat van de ondergang van Gagnon in Canada. Ook deze plaats ontstaat door de handel. In 1957 wordt nabij de meren ijzer gevonden. In 1960 wordt Gagnon officieel als plaats erkend. Het is een moderne gemeente met tal van voorzieningen, opmerkelijk is wel dat de stad alleen bereikbaar is per vliegtuig of trein. De weg naar Baie-Comeau is pas in 1987 gereed, dat is zo’n drie jaar nadat het plaatsje tijdens een stemming in de Assemblée Nationale van Quebec van de kaart werd geveegd. Waarom werd de stad opgeheven? In 1977 raakten de ertsaders uitgeput en werd de mijn gesloten. Tot 1984 wordt alleen in de mijn in Fire Lake, zo’n negentig kilometer ten noordoosten van Gagnon, gewerkt. Arbeiders maken elke dag een vermoeiende reis. Toen in 1984 ook die mijn sloot, kregen de inwoners te horen dat Gagnon van de kaart zou verdwijnen en dat ze een schadeloosstelling kregen voor de woning die ze verloren.
Met name in Amerika kom je veel verdwenen steden tegen die als spookstad aandoen. Dit zijn met name de plaatsen die aandoen als het decor uit een Westernfilm. Voorbeelden zijn Humberstone, Pulacayo en Rhyolite. Neem deze eerste, Humberstone, deze stad is ontstaan doordat de Engelse ingenieur James Thomas Humberstone in 1872 in de buurt salpeter ontdekte. Er werden mijnen geopend in het winningsgebied en Humberstone was geboren. De salpeterhandel begint in de jaren 1940 langzaam in te zakken en in februari 1960 wordt Humberstone na tachtig jaar exploitatie definitief verlaten. Even lijkt dit het zoveelste spookstadje in de geschiedenis van het mijnwezen. Toch komen eens in het jaar de verlaten straten tot leven. dan komen de nakomelingen van de eerste bewoners zich in het oude mijnstadje verzamelen en vieren ze de ‘week van de salpeter’.
Een tragischer einde kent de stad Centralia. Ook dit was een mijnstad en wel van een kolenmijn. Deze stad is ten onder gegaan doordat in 1962 gemeentewerkers een dag voor Memorial Day een stapel afval in brand staken aan de rand van een van de begraafplaatsen. Het vuur verplaatste zich naar de ondergrondse kolenmijn, waarvan de gangen tot onder de stad doorliepen. Hoewel deze ondergrondse brand in eerste instantie onopgemerkt bleef, wilde het vuur niet doven, maar breidde zich langzaam uit. Door spleten in de bodem werden wolken koolmonoxide uitgestoten. De geur zorgde ervoor dat vele bewoners de stad verlieten. Toen in 1981 een peuter bijna werd opgeslokt door een inzinking in het terrein, besloten de lokale en federale autoriteiten om de stad te evacueren en in 2002 werd ook de postcode van de stad opgeheven. Tegenwoordig telt Centralia nog enkele koppige bewoners die weigeren de stad te verlaten. Ondertussen is nog niemand erin geslaagd het vuur te doven en specialisten schatten dat de ondergrondse brand nog minstens tweehonderd jaar kan duren. Die tijd is naar schatting nodig om alle aanwezige steenkool te verbranden.
Bovenstaande verhalen zijn slechts een aantal voorbeelden van steden die in De atlas van verdwenen steden aan bod komen. Hoewel de nadruk hierboven ligt op verlaten mijnsteden worden niet alleen dit soort steden besproken, maar een diversiteit aan steden door de eeuwen heen. Zo komt Carthago aan bod dat zijn ondergang te danken heeft aan oorlogen. Ook Prypiat, dat de ochtend na de kernramp van Tsjernobyl werd geëvacueerd is in het boek te vinden net als vele andere bekendere steden zoals Babylon, Teotihuacán en Hiroshima, maar ook onbekende verdwenen steden zoals het Spaanse Seseña, het Chinese Shi Cheng en Turkse Hattusa. Allerhande verhalen kome aan bod van de prachtige Soemerische stad Mari, die ten onder ging in het hart van de Syrische woestijn, tot het korte, krankzinnige avontuur van Sanzhi in Taiwan, voortgekomen uit de verbeelding van een paar enthousiaste promotors van futuristische architectuur en van het Duitse Prora dat was bedoeld als beloning voor voorbeeldiger arbeiders uit het Derde Rijk. De opening werd echter verstoord door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog waardoor het complex nooit één van Hitlers vakantiegangers heeft ontvangen, tot het Calico dat is ontstaan als gevolg van de zilverkoorts in de negentiende eeuw en nu dienst doet als een soort attractiepark doordat het een spookstad van de Silver Rush is. Kortom, verhalen en kaarten van de meest fascinerende (verdwenen) steden. Het vlot geschreven boek leest heerlijk weg en de bijzondere verhalen zullen bij de lezer tot de verbeelding spreken.
Vera Weterings
Pingback:
Pocketatlas van afgelegen eilanden, Judith Schalansky |