Hoveniers en tuinbazen, Lenneke Berkhout

Recensent: Wouter van Dijk

Hoveniers en tuinbazen. Een cultuurgeschiedenis van het tuinieren door de eeuwen heen, Lenneke Berkhout

Alfabet Uitgevers, z.p. 2023
ISBN 9789021340807

Paperback, geïllustreerd in zwart-wit, met noten en bibliografie
223 pagina’s
€ 24,99

Tuiniergeschiedenis

Nederland kent sinds de vroegmoderne tijd een interessante geschiedenis waar het gaat om tuinontwerp, -aanleg en -gebruik, vooral waar het gaat om de tuinen bij oude buitenplaatsen of landgoederen. Nadat Lenneke Berkhout een boek schreef over de hoveniers die de monumentale tuinen van de verblijven van de Oranjes vormgaven en onderhielden, trekt ze met Hoveniers en tuinbazen het perspectief breder. Het boek geeft door het volgen van de levens van verschillende hoveniers een kaleidoscopisch beeld van het vak, de ontwikkeling van het beroep en van de in de loop van de eeuwen veranderende gedachten over hoe een ideale tuin, of park, er uit zou moeten zien.

Berkhout begint haar geschiedenis met de carrière van meester-hovenier Samuel van Staden, die in dienst van koning-stadhouder Willem III onder andere verantwoordelijk was voor de tuinen van paleis Huis ten Bosch bij Den Haag. Aan het einde van de zeventiende eeuw waren strakke geometrische tuinen mode, als uitvloeisel van een rationalistisch denken waarin de mens de natuur zoveel mogelijk de wil probeerde op te leggen. Tuinen werden gezien als een ‘derde natuur’, volledig beheerst en naar eigen visie vormgegeven door de mens. De eerste natuur was de ongerepte natuur, wilde zeeën en ongerepte bossen waar gevaar school door wilde dieren. De tweede natuur was in cultuur gebrachte grond, zoals landbouwgronden. Daar toonde de mens zijn invloed, maar kon de natuur het evenwicht gemakkelijk verstoren door bijvoorbeeld slecht weer, overstroming of droogte. In de tuin was de mens heer en meester en kon zo Gods schepping op een zo mooi mogelijke manier tot bloei brengen.

Aan de hand van de levenswandel van haar hoofdpersonen, zoals Van Staden in de zeventiende eeuw, legt Berkhout uit wat het werk van een meester-hovenier, of tuinbaas zoals ze later in de negentiende eeuw vaak genoemd werden, precies inhield. De tuinbaas stuurde het tuinpersoneel rond buitenplaatsen aan en was verantwoordelijk voor het reilen en zeilen in de tuin. Dat hield naast de aanleg en het onderhoud van bloemperken, nutsgewassen en siergeboomte na verloop van tijd ook steeds meer het aansturen van het personeel en het bijhouden van de financiële administratie van deze tak van het huishouden in.

Door per tijdsperiode een hoofdpersoon te volgen laat de auteur zien hoe het vak verandert en hoe nieuwe technieken het bijvoorbeeld mogelijk maken exotische gewassen uit Azië overzee naar Europa te transporteren. Zo had ik nog nooit gehoord over de hiervoor zo belangrijke ‘wardiaanse kist’. De overzeese handel komt uitvoerig aan bod in het relaas over de Leidse bloemist Adrianus Stekhoven, die zich weet op te werken tot meester over de tuinen van het slot Schönbrunn van de Habsburgse keizer. Tussendoor komen ook grote landelijke en internationale gebeurtenissen aan de orde, zoals de tulpenmanie (gevolgd door de minder bekende hyacinthype) en het botanische classificatiesysteem van Carl Linnaeus.

Na de hoofstukken over meester-hoveniers werkzaam aan vorstenhoven in de zeventiende en achttiende eeuw lezen we over de drie generaties tuinbazen Gussekloo op kasteel Duivenvoorde. Daarbij komen veranderingen in tuinopvatting aan de orde zoals de aanleg van romantische landschapsparken naar Engels voorbeeld in plaats van de strakke geometrische tuinen die tot dan toe gebruikelijk waren. Ook lezen we over technische innovaties in oranjerieën en het opkweken van planten, groenten en fruit. Het boek sluit af met een overstap van buitenplaatstuinbazen naar landschaps- en groenbeheer in gemeentedienst.

Na de Tweede Wereldoorlog konden veel buitenplaatseigenaren de hoge kosten die het onderhoud van een landgoed met zich meebrachten niet meer opbrengen. Onder andere het tuinonderhoud werd het kind van de rekening, waardoor de gelegenheid hierin afnam. Dat zorgde ervoor dat Chris Broerse, hoofdpersoon in het laatste hoofdstuk, de overstap maakte naar het groenonderhoud en parkaanleg in gemeentedienst bij de gemeente Amstelveen. Daar gaf hij een impuls aan het denken over landschaps- en groenbeheer door vooral met inheemse planten te werken bij parkaanleg, in plaats van de gebruikelijke exoten. Daarnaast woog voor hem de schoonheid van het openbaar groen zwaarder dan het financiële voordeel dat machinaal te onderhouden parken hadden. Broerses heemtuinen hadden meer handmatig onderhoud nodig dan de indertijd massaal aangelegde recreatieparken met grote stukken grasveld. Dat is een belangrijke reden dat van Broerses werk tegenwoordig nog maar weinig over is. Wel zijn in Amstelveen enkele parken bewaard gebleven waar zijn bijzondere groenopvatting nog is te bewonderen. Ze zijn aangeduid op de kaart achterin het boek waarin Berkhout voor de tuinliefhebber een overzicht geeft van historische tuinen en parken om de in het boek beschreven ontwikkelingen met eigen ogen te kunnen aanschouwen.

Lenneke Berkhout heeft met Hoveniers en tuinbazen een erg prettig leesbaar en onderhoudend boek over de tuiniergeschiedenis in de laatste vier eeuwen afgeleverd. De grote ontwikkelingen wisselt ze daarbij kundig af met tal van interessante feitjes en details. Een aanrader voor iedere groenliefhebber.

Wouter van Dijk