Recensent: Wouter van Dijk
Schaduwjaren. De jaren dertig in Nederland, Rob Hartmans
Uitgeverij Omniboek, Utrecht 2018
ISBN 9789401913393
Paperback, met illustraties in zwart-wit, literatuursuggesties en personenregister
256 pagina’s
€ 20,00
Crisisjaren?
De jaren dertig staan in het Nederlandse collectieve geheugen gegrift als zwaar, duister, armoedig en angstig. De economie zat in het slop en het monster van de oorlog wierp zijn schaduw vooruit. Natuurlijk was er sprake van armoede, ellende en oplopende internationale spanningen, maar ons beeld van de jaren dertig is in grote mate negatief beïnvloed door de allesvernietigende oorlog die erop volgde, zo betoogt Rob Hartmans in dit boek. Hij wil dit beeld niet zozeer vervangen als wel nuanceren, door de periode in het perspectief te plaatsen van de mensen die toen leefden, en niet wisten wat de toekomst brengen zou.
Schaduwjaren is niet zozeer een uitputtende monografie over dit decennium in de Vaderlandse geschiedenis, als wel een thematische bundel waarin Hartmans in verschillende essays kenmerkende maatschappelijke verschijnselen uit de periode voor het voetlicht brengt. Veel van de artikelen verschenen eerder in periodieken als het Historisch Nieuwsblad of de Groene Amsterdammer, een aantal andere schreef hij speciaal voor deze publicatie. De eerder gepubliceerde stukken zijn voor deze uitgave wel allemaal herzien en uitgebreid. Het boek is ingedeeld in vier delen; ‘crisis en ellende’, ‘politiek tussen consolidatie en vernieuwing’, ‘een modern land’ en ‘donkere wolken’. Hierin staan in verschillende hoofdstukken de economie, politiek, sociale ontwikkelingen en de internationale situatie centraal. Hartmans is in een boek als dit in zijn element. Hij weet als geen ander in heldere bewoordingen complexe politieke en maatschappelijke ontwikkelingen te duiden en in een historisch perspectief te plaatsen.
In de passages over de crisisjaren staat natuurlijk het economische beleid van de regering-Colijn centraal. Hierover is in de loop der jaren al veel gezegd en geschreven, en het is leuk dat Hartmans wat uitgebreider stilstaat bij de visie van verschillende voor- en tegenstanders van Colijns economische politiek. Dat Colijn Nederland met zijn bekrompen economische beleid dieper de crisis heeft ingeduwd dan nodig was geweest staat voor Hartmans aan het eind van zijn verkenning wel vast. In het deel over de binnenlandse politiek beschrijft Hartmans ook de verzuilde samenleving, die zo maakt hij duidelijk, lang niet zo eenkennig was als we tegenwoordig aannemen. De decennia vóór de jaren dertig hadden grote sociale en maatschappelijke veranderingen gebracht, en het was mede daarom dat veel mensen en politici zich wel prettig voelden in het laveren in wat rustiger vaarwater. De emancipatie van de rooms-katholieken en de omarming van het parlementarisme door de sociaal-democraten waren belangrijke ontwikkelingen.
Een interessant gegeven dat Hartmans de lezer voor de voeten werpt is het uiterst positieve beeld dat veel mensen hadden van ‘de moderniteit’ als concept. Iedereen wilde modern zijn, in advertenties werden moderne apparaten aangeprezen en er was een heilig geloof in de vooruitgang. Dat neemt niet weg dat de doemdenkers over de ondergang van het avondland er ook wel waren, maar dit was een relatief kleine groep intellectuelen, daar waar het overgrote deel van de gewone burgers de geneugten van de moderne samenleving omarmde. Dat de toekomstpessimisten in de latere historiografie van na de oorlog de meeste aandacht hebben gekregen staat buiten kijf, maar is niet conform de maatschappelijke verhoudingen destijds.
In het gedeelte van het boek dat de internationaal toenemende spanningen in het decennium beschrijft trok het hoofdstuk over de Spanjestrijders meteen de aandacht, daarover hier meer. Deze ‘Spanjestrijders’ trokken naar het Iberisch schiereiland om e democratisch gekozen regering te helpen tegen militaire rebellen die zich aanvankelijk hadden verenigd onder een junta, en later geleid werden door generaal Franco. De opstand ontaardde in een burgeroorlog die bijna drie jaar duurde. Hartmans zet de situatie in Spanje bondig uiteen, en illustreert het idealisme van de duizenden internationale Spanjevrijwilligers aan de hand van de lotgevallen van Krijn Breur, een Nederlandse SDAP-er die naar Spanje trok om de democratie van de ondergang te redden. Het liep anders, en nog altijd wordt de Spaanse Burgeroorlog gezien als het voorspel op de Tweede Wereldoorlog.
Het boek geeft in zijn veelzijdigheid een mooi beeld van het Nederland van de jaren dertig. Hoewel het niet uitputtend is, en dat ook niet de intentie van de schrijver was, heb je als lezer na afloop wel een genuanceerder beeld van dit veelbewogen decennium. De onvermijdelijkheid van de Tweede Wereldoorlog die onlosmakelijk met het beeld van de ‘crisisjaren’ lijkt te zijn verbonden, wordt nuchter ontleedt. Hartmans toont de lezer de moeilijkheden, de onvrede en de armoede die allemaal hebben bijgedragen aan het beeld van de jaren dertig als zwart decennium, maar vult dit vertekende beeld aan door de lichtpuntjes, de kleur, de moderniteit en het dagelijks leven van de mensen in die jaren in de schijnwerpers te zetten. Het gemis aan bronvermeldingen en een notenapparaat moet de historicus dan maar voor lief nemen.
Wouter van Dijk