Verenigt u!, Thijs Lijster

Recensent: Wouter van Dijk

Verenigt u! Arbeid in de 21ste eeuw, Thijs Lijster

Uitgeverij Prometheus, Amsterdam 2019
ISBN 9789044643190

Paperback, met fragment uit Het communistisch manifest, noten en geraadpleegde literatuur.
116 pagina’s
€ 16,99

Van proletariaat naar precariaat

In de Nieuw Licht-pamfletreeks laten hedendaagse denkers hun licht schijnen over een actueel maatschappelijk vraagstuk dat in een klassiek geworden tekst al eens aan de orde is gesteld door een eerdere schrijver. In een andere historische en maatschappelijke context. In dit deel schrijft filosoof over de relevantie van Marx’ en Engels’ communistisch manifest uit 1848.

Lijster begint zijn essay met de constatering dat onze huidige samenleving lang niet zo egalitair en eerlijk is als we met elkaar graag willen geloven. Wel is er de afgelopen eeuw natuurlijk veel verbeterd in het lot van de gewone mens. Hij voert daarvoor zijn eigen opa op, die zich opwerkte van boerenknecht tot geschoold vakarbeider en lokaal politicus. De kern van dit individuele succes, dat exemplarisch kan worden beschouwd voor grote delen van de Nederlandse bevolking in de 20e eeuw, was het collectieve optrekken van groepen die hun lot en dat van hun kinderen wilden verbeteren, en het gemeenschappelijke karakter van de voorzieningen die daarmee in het leven werden geroepen.

Tegenwoordig viert het individualisme hoogtij, ook in gevallen waar dat moeilijk voorstelbaar lijkt. Bijvoorbeeld in het geval van maaltijdbezorgers van Deliveroo die van werknemer in loondienst ‘ondernemers’ werden die de bezorging van maaltijden als opdracht aannamen. Maar dan zonder vakantie- en ziektegeld. Lijster noemt het voorbeeld van de jeugdige bezorger die oprecht denkt dat een dergelijke omkering in zijn voordeel werkt. De onderliggende beweging van deze neoliberalisering van onze maatschappij duidt de auteur met het werk van Michel Foucault. Die laat zien hoe vanaf de jaren zeventig de culturele betekenis van arbeid en de benaming ‘arbeider’ zijn veranderd. Neoliberale economen slaagden erin termen als ‘human capital’ en ‘human resources’ in te laten burgeren als valide economische facetten van ons bestaan. Mensen zonder bergen geld of machines als productiekapitaal waren niet langer de proletariër van Marx en Engels die enkel hun eigen arbeid konden verkopen.

In de nieuwe visie werd de arbeider zijn eigen kapitaal, door middel van gebruik van zijn kennis, kunde en vaardigheden, een kapitaal dat hij door voortdurende scholing kan vergroten. De uiterste consequentie van deze gedachtegang is echter dat wanneer je toch geen werk kunt krijgen of te weinig verdient om te kunnen leven, dit je eigen schuld is. Had je maar meer moeten investeren in je menselijk kapitaal of andere keuzes moeten maken. Deze economisering van het leven, zoals Foucault deze beweging noemt, zorgt voor het bezien van aspecten van ons leven vanuit een economisch perspectief, dat er eerder niet was. Vergelijk bijvoorbeeld de manier waarop tegenwoordig wordt aangekeken tegen investeringen die van Nederland een beter en prettiger land zouden moeten maken om in te leven; maatregelen om de volksgezondheid te verbeteren, het aanbod van studies in het hoger onderwijs, bescherming van natuur en het voortbestaan van culturele voorzieningen. Het grootste gebod is of iets directe economische resultaten heeft. Met andere woorden kost het geld? De kwaliteit van leven is van secundair belang.

Een belangrijke parallel die Lijster trekt is die tussen het proletariaat van Marx en Engels en de huidige groep van financieel kwetsbaren in onze samenleving. Hoewel je die moeilijk als proletariërs kunt beschouwen, die hadden immers niets dan hun werkkracht, zijn er grote gelijkenissen in de manier waarop ze moeten overleven. Van de hand in de tand, met meerdere baantjes, hopend op voldoende werk, in de zzp-context vaak ‘opdrachten’, voor de komende maanden. Het is het 21ste-eeuwse evenbeeld van de dagloner van 1900. Vanwege de onzekerheid die het bestaan van deze grote groepen mensen kenmerkt munt Lijster hiervoor de term ‘precairen’. Het precariaat in plaats van het proletariaat, dat vele lagen van de bevolking inmiddels kenmerkt. Hier in Europa gelukkig minder dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Zelfstandige pakketbezorgers, Uber-chauffeurs, zzp-bouwvakkers, freelance journalisten, administratief medewerkers die van nul-urencontract naar oproepcontract hobbelen. Natuurlijk is er voor deze groepen heel veel te winnen wanneer zij zich verenigen, zij het via het beproefde recept van een vakbond dan wel via andere verbanden.

De veranderende economie waarin wij werken wordt door neo-marxistische filosofen ook wel gekenmerkt als de ‘feminisering van de arbeid’. Hierbij spelen drie belangrijke verschuivingen een rol. Ten eerste komen er kwantitatief meer vrouwen de arbeidsmarkt op, die, helaas nog steeds, minder betaald krijgen dan mannen voor hetzelfde werk. Daarnaast is er de beweging naar steeds flexibeler arbeidsverhoudingen, in arbeidstijd maar ook in dienstverband. Vrouwen werken relatief vaak in deeltijd, omdat zij toch nog steeds vaak voor het merendeel het huishouden doen, hetgeen leidt tot een dubbele baan, op het werk en thuis. Ten slotte de verandering van het soort werk waar behoefte aan is, affectief, sociaal en emotioneel, waarin steeds meer dienstverlenende en communicatieve vaardigheden aan belang winnen. ‘Feminisering’ is misschien een wat ongelukkige term, omdat deze snel verkeerd begrepen wordt alsof het de schuld van de vrouwen is dat deze ontwikkelingen zich voordoen. Dat is niet de kern waar het om draait. Het draait om het als tweeverdieners te moeten werken om rond te komen, het koloniseren van vrije tijd onder de noemer flexwerk door in het weekend of ’s-avonds op de bank nog e-mail te moeten wegwerken, en het immer moeten ‘netwerken’ op borrels en feesten en partijen want het zou weleens nadelig voor je arbeidsrelatie met deze of gene kunnen zijn als je niet meedoet aan die flauwekul. De vereenzelviging van jezelf als persoon met je werk, die op termijn slecht is voor je gezondheid met klachten als stress en burnouts tot gevolg.

De drietrapsraket van aanbevelingen die Lijster aanreikt voor het bereiken van een betere toekomst bestaat uit het smeden van een klassenbewustzijn, transversale actie en internationale solidariteit. Waar de eerste en laatste regelrecht uit de mond van Marx of Engels hadden kunnen komen, “arbeiders aller landen verenigt u” immers, is de tweede een belangrijke nieuwkomer. Transversaal wil zeggen door alle bevolkingsgroepen heen, dus niet alleen de klassieke arbeider die met zijn handen werkt wordt aangesproken, maar ook de witteboordenklerken, de mensen met de bullshit jobs, kortom iedereen die er belang bij heeft een zekere mate van zekerheid van baan, wonen, toekomst te hebben, de 99%.

Met dit pamflet is Lijster er zeker in geslaagd de relevantie van socialistische denkers van bijna twee eeuwen geleden aan te tonen voor onze huidige situatie. Hij laat zien hoe we ondanks veranderende tijden en omstandigheden uit het werk van Marx en Engels nog steeds inspiratie kunnen opdoen voor een betere maatschappij, waarbij ultieme gelijkheid niet het doel hoeft te zijn, maar méér gelijkheid bittere noodzaak is om niet tot een hernieuwde verelendung te komen van grote groepen in de maatschappij.

Wouter van Dijk