Recensent: Wouter van Dijk
In moerassen & donkere wouden. De Romeinen in Germanië, Tacitus. Uit het Latijn vertaald door Vincent Hunink. Voorzien van inleidende en verbindende teksten door Jona Lendering
Uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 2015
ISBN: 978 90 253 0454 6
Paperback met enkele kaarten in zwart/wit, met namenlijst en noten
273 pagina’s
€15,00
Barbaarse Germanen als morele spiegel
Dat de Romeinen bijna alle volken buiten hun rijksgrenzen aanduidden met ‘barbaren’ mag bekend verondersteld worden. Ook geschiedschrijver Tacitus was hierin geen uitzondering. Vertaler en classicus Vincent Hunink vertaalde teksten uit verschillende werken van Tacitus die betrekking hebben op misschien wel de ergste barbaren van allemaal: de Germanen. Zoals de barbaarse Kelt fungeerde als hét grote schrikbeeld van de beschaafde Romein in de beginperiode van het Romeinse Rijk en voordat Caesar Gallië had onderworpen, zo nam de woeste Germaan deze twijfelachtige eer over in de beginperiode van het principaat. Oudhistoricus Jona Lendering verzorgde inleidende en verbindende teksten waarin hij dieper ingaat op Tacitus’ motieven bij het schrijven van zijn stukken.
Het boek bevat fragmenten uit Tacitus’ Historiën, Annalen, Agricola en uit de Germania, het zogenaamde Dossier Germanië. Hierin komen gebied, stammen, klimaat, levenswijze en rol van de Germanen in de Romeinse geschiedenis allen aan de orde. In zijn inleiding wijst Lendering (De rand van het Rijk, Edge of Empire, Israël verdeeld) echter al direct op het problematische beeld dat Tacitus schetst van de Germanen en hun leefgebied. Zo worden ze net als ieder ‘barbaars’ volk weggezet als onderontwikkeld en woest en zouden ze leven in een onherbergzaam landschap gedomineerd door bergen, moerassen en bossen waar niets te halen viel. Op deze karikatuur valt een hoop af te dingen. Bergen vindt men niet in Nederland of Noordwest-Duitsland en het gebied waarover Tacitus schrijft bezat een groot potentieel aan grondstoffen en landbouwmogelijkheden. Niet voor niets behoorde het latere koninkrijk Austrasië, gelegen in dit gebied, tot een van de meest welvarende van de vroege middeleeuwen. Germanië als waardeloos voorstellend was dan ook meer een manier voor Tacitus om de bittere pil te vergulden die de Romeinen te slikken kregen met het definitieve verlies van het gebied voor het Rijk toen de legioenen zich op de westelijke oever van de Rijn terugtrokken.
Een ander belangrijk punt dat Lendering aanstipt in het werk van Tacitus is zijn gebruik van de ervaringen van de Romeinen in Germanië als morele spiegel voor zijn publiek ‘thuis’ in Rome. De Germaanse oorlogen en later de strijd tijdens de Bataafse Opstand worden gebruikt als toneel waarop Tacitus de hoofdrolspelers gebruikt om te laten zien hoe een goed Romein zich zou moeten gedragen. Waar sommige bevelhebbers de uiteindelijke nederlaag over zich afroepen door decadent, trouweloos of laf gedrag, gebruikt Tacitus andere Romeinse aanvoerders juist om de ideale deugden van een Romeins militair, en burger, te laten zien, hetgeen uiteindelijk tot de overwinning leidt. De consequente benadering van geromaniseerde Bataven als Julius Civilis, of de in-en-in Romeinse stadsbevolkingen van Trier en Langres als barbaarse Germanen en stammen als de Tungri en Lingones dient dan ook uitsluitend Tacitus’ doel om door middel van een tegenstelling de gewenste boodschap over te brengen. Dat Tacitus wel degelijk wist dat hij met een dergelijke voorstelling van zaken de waarheid geweld aandeed, blijkt alleen al uit het feit dat hij in zijn vroegste werk, de Agricola, schrijft over de geromaniseerde Bataven in Romeinse dienst, die dankzij hun Romeinse oefening en vorming zulke geduchte troepen vormen en daardoor een belangrijk aandeel hadden in de overwinning op de Picten in de slag bij de berg Graupius in 83.
Andere onjuistheden in Tacitus’ werk zijn bijvoorbeeld het gebruik van de Rijn als aloude scheiding tussen Germanen en Kelten, zoals door Caesar geïntroduceerd. Ook aan de oostkant van de Rijn woonden Keltische stammen, tot in Midden-Europa, te zien aan de dominante aanwezigheid van archeologische vondsten behorend tot de La Tène-cultuur. Germaanse volkeren met een dominante Jastorf-cultuur woonden meer noordelijk, terwijl in het huidige Nederland, Vlaanderen en westen van Duitsland een mengvorm van beide culturen aanwezig was. Wat dan ook blijkt uit Tacitus’ teksten en Lenderings uiteenzetting is dat de Romein zich niet zozeer bekommerde om het op schrift stellen van historische gebeurtenissen, als wel om de moraliteit en deugden van zijn Romeinse publiek op een hoger peil te brengen. Dossier Germanië laat zien hoe Germanen en Romeinen het slechtste, maar ook het beste in elkaar naar boven halen, de Historiën en Annalen tonen hoe Romeinen de karaktertest met het dystopische Germanië doorstaan. Lendering komt dan ook tot de conclusie dat Tacitus geen historicus is, maar een moralist. Dit laat onverlet dat zijn werk wel degelijk historische juistheden bevat en daardoor waarde voor de hedendaagse geschiedschrijving heeft. Ondanks het gevaar teveel letterlijk te nemen van wat Tacitus schrijft, is er toch een hoop historische informatie in zijn teksten te vinden, die door archeologische bewijzen gestoeld wordt. Voorbeelden hiervan zijn het bestaan van het Fort Flevum, bij Velsen, en de gebeurtenissen rond de Bataafse Opstand in 69-70. Een meer moderne reden het boek te lezen is de blijvende grote invloed die het geschapen Germanenbeeld van Tacitus heeft gehad op de moderne geschiedenis. Het gebruik van Tacitus’ teksten bij de pseudo-wetenschappelijke onderbouwing van de nazistische rassentheorieën is hiervan een bekend voorbeeld. Daarbij is Vincent Hunink er fantastisch in geslaagd Tacitus’ kenmerkende schrijfstijl te vatten in een prachtige bondige vertaling. Voor de Romeinenliefhebber dan ook een aanrader om te lezen.
Wouter van Dijk
Pingback:
Het leven van Agricola, Tacitus |
Pingback:
Plinius. De Vesuvius in vlammen |
Pingback:
Petronius. Het diner van Trimalchio |
Pingback:
In een Romeins klaslokaal. |