Recensent: Vera Weterings
Reiskoorts bij Nederlandse kunstenaars sinds 1850, Antoon Erftemeijer en Renske Koster
99 Uitgevers/Publishers i.s.m. Frans Hals Museum en De Hallen Haarlem, Haarlem 2016
ISBN 978 90 78670 49 0
Gebonden, met illustraties in kleur en zwart-wit, bibliografie en lijst van bruikleengevers
176 pagina´s
€ 14,50
Reiskoorts
Bij Museum De Hallen in Haarlem is tijdens de zomervakantie een zeer toepasselijke tentoonstelling te zien, Reiskoorts. Deze tentoonstelling focust op hoe reizen een permanente inspiratiebron zijn voor de praktijk van kunstenaars sinds 1850. In 2003 organiseerde De Hallen eerder de lentetentoonstelling En Route waarin zij een eerste verkenning op dit gebied maakte, maar enkel putte uit werken uit eigen collectie. Voor reiskoorts ging het museum verder, conservator Antoon Erftemeijer van De Hallen en kunsthistorica Renske Koster onderzochten tal van Nederlandse museumcollecties en benaderden tal van verzamelaars, bemiddelaars en hedendaagse kunstenaars. Tijdens deze zoektocht concentreerden zij zich op de eerste aanzetten van kunst binnen het thema reizen tot wat wij vandaag de dag moderne kunst noemen. Aangezien een tentoonstelling altijd beperkt is, benadrukken zij zelf in de bijbehorende publicatie dat de keuze voor discussie vatbaar is en moet worden gezien als een weloverwogen bloemlezing. En dat is het zeker! Erftemeijer en Koster hebben in vier thema’s een evenwichtig en veelzijdig geheel van verschillende kunststromen, kunstenaars, perioden en bestemmingen neergezet. Hierbij hebben zij de werken onderverdeeld in vier thema’s, te weten ‘afbeelding’ (reisimpressie), ‘verbeelding’ (fantasievol verwerken van reisindrukken), ‘rondreis’ (kunstenaars die continenten over de hele wereld rondgaan) en ‘Nareis’ (waarbij een reis van een bekende figuur werd nagereisd). Zo laten ze in de tentoonstelling en bijbehorende publicatie op heldere wijze zien dat reizen niet alleen tal van nieuwe onderwerpen voor een kunstenaar opleverde, maar ook zorgde voor vernieuwingen ten aanzien van de stijl en artistieke invalshoek.
De publicatie is net als de tentoonstelling onderverdeeld in de hierboven genoemde vier hoofdthema’s die worden voorafgegaan door een essay waarin de reis als inspiratiebron voor kunstenaars onder de loep wordt genomen. Erftemeijer gaat in dit essay in op zowel de bestemmingen van de kunstenaars als de beweegredenen voor de reis. Zo behandelt hij de Grand Tour die erg populair werd bij kunstenaars in de vroegmoderne tijd. Tijdens zo’n Grand Tour reisden kunstenaars naar Italië met zijn antieke kunstschatten en toenmalige moderne meesters als Rafaël en Michelangelo. Onder de Hollandse kunstenaars waren onder andere Jan van Scorel, Maerten van Heemskerck en Hendrick Golzius Italiëgangers. Ook werden kunstenaars academisch gestimuleerd naar Italië af te reizen met bijvoorbeeld de Prix de Rome. Zo verplichtte de Rijksacademie in Amsterdam de winnende (leerling-)kunstenaars om (op Academie-kosten) een of meer jaren op reis te gaan naar het buitenland voor studie. Naast de beweegredenen laat Erftemeijer ook de keerzijde van de medaille zien. Zo legt hij uit dat er ook afkerige kunstenaars waren wat reizen betreft. Hun bezwaren over het maken van reizen waren bijvoorbeeld de puur praktische moeilijkheden zoals het vervoer van de benodigde kunstenaarsmaterialen en de kwestie hoe men het in het buitenland gemaakte schilderwerk veilig en ongeschonden thuis kreeg.
In het essay geeft Erftemeijer een duidelijk achtergrondverhaal over hoe reizen op verschillende manieren kunstenaars door de jaren heen heeft beïnvloed en hoe zij met het fenomeen omgingen. Hierna worden de voor de tentoonstelling geselecteerde kunstwerken één voor één in een viertal hoofdstukken behandelt. Deze hoofdstukken zijn onderverdeeld in dezelfde vier thema’s die ook in de tentoonstelling zijn terug te zien. In het eerste thema ‘afbeelding’ is bijvoorbeeld kunst terug te vinden van enkele van de kunstbroeders Kruseman. Zo schittert zeeschilder Jan Theodoor Kruseman op de tentoonstelling en in de publicatie. Hij startte zijn carrière als zeeman, maar kwam er al snel achter dat een zeemanscarrière niets voor hem was. De liefde voor de zee bleef en Jan Theodoor richtte zich op het maken van zeegezichten. Ook zijn broer Hendrik Dirk Kruseman van Elten is geselecteerd. Hij reisde door Nederland, België, Duitsland en Zwitserland en maakte prachtige landschappen in olieverf. In het najaar van 1865 vertrok hij naar New York en zette zijn carrière als landschapsschilder voort. Opvallend is dat bij zijn Amerikaanse landschappen Nederlandse thema’s zoals water en molens terugkeren.
In het thema 'verbeelding', waarin kunstwerken centraal staan van kunstenaars die hun reisindrukken verwerken met hun verbeelding, kon het niet anders dan dat Cornelis Springer met een werk aanwezig was. Springer onderscheidde zich met zijn herkenbare stadsportretten in een periode waarin de romantische verbeelding regeerde. In zijn stadsgezichten nam Springer het echter niet zo nauw met de werkelijkheid. Hij verfraaide niet zelden de gevels van naastgelegen gebouwen, liet minder fraaie gebouwen verdwijnen en haalde sommige gebouwen naar voren ten gunste van de symmetrie. Ook Salomon Verveer had daar een handje van en is met zijn ‘Een Maasgezicht in de omstreken van de Waalse stad Namen’ (ca. 1857-1859) opgenomen in de publicatie. In een brief aan kunstenaar en schrijver Philippe Zilcken omschreef schilder Matthijs Maris zijn Haagse collega als volgt:
Ik herinner me de oude Verveer, (hij) kon er zich altijd kwaad om maken, als ze hem vroegen… ‘Waar is dat?’ Wel godverdomme! Als je een schilder bent, dan maak je jezelve een stad.”
Het derde thema legt de focus op kunstprojecten waarbinnen vergelijkingen worden gemaakt, overeenkomsten zichtbaar worden en verbindingen worden gelegd naar aanleiding van rondreizen die kunstenaars met een specifieke belangstelling of vraag maakten. Het meest in het oog springt op de tentoonstelling de auto van Joost Conijn, deze wordt ook in de publicatie behandeld, net als het reisjournaal van Herman de Vries en de foto’s van Bertien van Manen. Het laatste hoofdstuk behandeld het vierde thema, de nareis. Hierin is onder andere aandacht voor kunstenaars die in de voetsporen van eerdere kunstenaars treden. Zoals Paul Huf en Jorn van Leeuwen in die van Vincent van Gogh of Maarten Beks, Joop Vermeij en Uwe Poth die Goethe achterna gingen.
Kortom, auteurs Erftemeijer en Koster zijn erin geslaagd om met de tentoonstelling en gelijknamige publicatie een mooie en gevarieerde selectie kunstwerken te presenteren die laat zien hoe veelsoortig de verschillende aspecten van de reizen van kunstenaars kunnen zijn. Behalve dat het voor de kunstliefhebber een zeer interessante invalshoek is die nooit eerder zo uitgebreid werd behandeld zal het boek ook menig reisliefhebber bekoren. Het boek is immers rijkelijk geïllustreerd en de vele verschillende reisbestemmingen op de kunstwerken zorgen ervoor dat je gemakkelijk vanuit je luie stoel kunt afreizen naar verre oorden. Reiskoorts biedt een kunstzinnige wereldreis voor op de bank. Het is een fijne bloemlezing van de bijbehorende tentoonstelling.
Vera Weterings
De tentoonstelling Reiskoorts bij Nederlandse kunstenaars sinds 1850 is nog tot en met 11 september 2016 in museum De Hallen in Haarlem te bezoeken. Geïnteresseerd in de tentoonstelling? Lees ook de blog Wereldzand.
Pingback:
101 jaar lachen om kunst |